- De - - 2 september 1958 - 81. werking - het aantal wethouders van drie op vier zou wor den gebracht. Zowel in het college van B&W als in de raad, tevens in de verhouding van het college tot de raad, zou dit volgens de mening van de protestants-christelijke fractie een uitwerking ten goede hebben, en met welwillend heid dienen te worden bezien. Spreker dankt de voorzitter dat deze hem in de gele genheid heeft gesteld, deze mening van zijn fractie naar voren te brengen, teneinde de leden der andere fracties dit ter overdenking voor te leggen. De heer DIJKSTRA, stelt er prijs op in aansluiting op de woorden van zijn fractiegenoot, de heer Van Andel, eveneens enkele opmerkingen te maken met betrekking tot de benoeming van de wethouders. Uit den aard der zaak is hij het geheel eens met hetgeen de heer Van Andel heeft gezegd. Het lijkt hem de juiste gedragslijn zich te bepa len tot de objectieve feiten en verhoudingen zonder terug te grijpen op de vele besprekingen, die vooraf binnens kamers terzake zijn gevoerd. In de eerste plaats zijn de raadsleden toch gehouden om ter openbare zitting van de raad hun mening ten beste te geven; in de tweede plaats is de protestants-christelijke fractie niet of nauwelijks betrokken geweest bij het gevoerde vooroverleg. De zetelverdeling in deze nieuwe raad wijst een dui delijke groepering aan en het behoeft dan ook allerminst gecompliceerd te zijn, de bezetting van de wethoudersze tels in overeenstemming te doen zijn met de kleurverhou- dingen in de raad en daarbij diegenen tot wethouder te verkiezen, die bewezen hebben bestuursbekwaamheid en er varing te bezitten. Ieder raadslid zal ermede kunnen instemmen, wanneer de grootste fractie, die van de K.V.P., in het college van B&W vertegenwoordigd blijft, en dan in de persoon van een erkend bekwaam wethouder. Voorts beschouwt de protes tants-christelijke fractie het als een rechtvaardige en uitgemaakte zaak, dat zij op grond van de stemmenuitslag der verkiezingen en van de haar toegewezen zetels aan spraak maakt op de tweede wethouderszetel. De derde zetel zal dan redelijkerwijze bezet moeten zijn door een verte genwoordiger van de V.V.D. Zou de raad van mening zijn, dat het de voorkeur verdient, wanneer ook de kleinste fractie, die van de P.v.d.A., in het college van E&W ver tegenwoordigd is, dan zullen spreker en zijn fractiegeno ten geen bezwaar maken tegen het uitbreiden van het aan tal wethouderszetels van drie tot vier. Mocht straks bij de stemuitslag blijken, dat de pro testants-christelijke fractie niet langer in het college van B&W vertegenwoordigd zal zijn, dan zal - zo zegt spreker - ons dat diep grieven en teleurstellen. Wij zou den daaruit de consekwentie moeten trekken, dat onze christen-broeders van de K.V.P. er de voorkeur aan geven samen te werken met de humanistische en socialistische groeperingen boven een samenwerking met ons, die toch, gelijk de rooms-katholieken, boven alles de soevereini teit van Jezus Christus stellen. De VOORZITTER vraagt of hij uit het door de heer Van Andel gesprokene moet afleiden, dat een voorstel ter tafel ligt om het aantal wethouders tot vier uit te breiden»

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1958 | | pagina 162