- 17 december 1958 - 119*
dat ik hier ben geweestvan hem heb mogen ontvangen,
zowel in het college van B&W als ook in de raad»
Wij wensen wethouder De Haan al het beste en Gods
zegen toe bij zijn verdere arbeid»
De wethouder VAN ZADELHOEP zegt het volgendes
Mijnheer de voorzitter! Staat u mij toe een enkel
woord hieraan toe te voegen. Zaterdagmiddag heeft de
huldiging van wethouder De Haan plaatsgevonden en tijdens
zijn dankwoord heeft de wethouder gesproken van veel lof
op aardappelen. Hij zal van mij niet verwachten, dat ik
op het ogenblik veel lofwoorden zal uitspreken. Dat zou
lijken, alsof de wethouders elkander een beetje over de
haren (of over de schedel!) zitten te strijken. Dit ligt
niet in de lijn van de heer De Haan en evenmin in mijn
lijn.
Mijnheer de voorzitter! Ik vul terugkomen op een
woord, dat u heeft gesproken, toen het nieuwe college in
september met zijn werkzaamheden begon. Toen heeft u een
naar mijn smaak theoretisch zeer juist woord gesproken.
Maar ik geloof, dat het in de praktijk wel eens anders
uitpakt. U heeft toen namelijk gezegd, dat het gevaar
kan bestaan, dat iedere wethouder op zijn eigen terrein
wel eens wat harder v/il lopen en meer wil doen dan hij
misschien op een bepaald moment raag doen. Dit ligt nu
eenmaal in de aard van de werkzaamheden, die, hoewel sa
mengebundeld in de vergaderingen van het college, toch
door ieder afzonderlijk zo goed mogelijk worden verricht.
En dan is er altijd nog de stok achter de deur, in de
eerste plaats in de vorm van de vergaderingen van B&W
en in de tweede plaats de vergaderingen van het hoogste
gezagsorgaan in de gemeente, de raad.
In die periode van 12-g- jaar dat ik het voorrecht
had naast wethouder De Haa.n zitting in het college van
B&W te hebben, is er een vertrouwen tussen ons gegroeid,
een vertrouwen, dat hierin zijn weerklank vond, dat wij
wisten wat wij aan elkander hadden en dat ieder op zijn
eigen terrein zo goed mogelijk kon werken, zonder dat het
noodzakelijk was steeds van te voren overleg met elkaar
te plegen. Wij wisten langzamerhand hoe ver een ieder van
ons kon gaan en er behoefde geen vrees te bestaan, dat de
verantwoording welke op het gehele college rust, verloren
zou gaan.
Ik ben zeer erkentelijk voor het vertrouwen dat hij
in mij heeft gesteld en ik betuig hem mijn dank daarvoor,
omdat het mij daardoor mogelijk werd mijn eigen werk naar
beste vermogen uit te voeren.
Moge het de heer De Haan gegeven zijn namens zijn
politieke vrienden voor de gemeente Soest zijn wethouder
schap nog lange tijd te kunnen blijven vervullen.
De wethouder ORANJE spreekt als volgts
In aansluiting op hetgeen de burgemeester en de wethouder
Van Zadelhoff hebben opgemerkt'wil ik ook een woord van
dank tot wethouder De Haa.n richten.
Bij mijn intrede in het college had ik af te wach
ten, welke de houding zou zijn die door mijn collega-
wethouders tegenover mij zou worden aangenomen. Ik kan
mij zo goed voorstellen dat een wethouder, die al 12-g- jaar
met dezelfde collega's heeft samengewerkt, een beetje
- onwennig -