-17 december 1958 - 126. De verschillende sprekers die hebben geconstateerd, dat ik het een en ander van Soest wist, wil ik het patent wel verklappen. Het geheim is gelegen in het feit dat ik in mijn jeugd, behalve in Soesterberg, zo ongeveer in alle delen van de gemeente heb gewoond. Achteraf blijkt, dat niet alleen de verhuizers, van de verhuislust van senior heb ben geprofiteerd. Dit is wel mede de oorzaak van mijn rede lijke bekendheid met toestanden en situaties in Soest. Voor een groot deel steun ik echter ook op de ambtenaren. Het is een gelukkig verschijnsel - en dit onderscheidt Soest toch wel van andere gemeenten - dat er bij de verschillende diensten nog mensen aanwezig zijn die, rekening houdend met de leiding die men uitstippelt, mee in de pas marcheren, doch daarnaast ook de durf en de energie kunnen opbrengen bij tijd en wijle met zeer goede initiatieven voor de dag te komen. Die zet men desnoods weer schielijk in de ijskast als de wethouder zegt; dat zijn mooie plannen, maar wie zorgt voor het geld? Dan moppert men niet, maar gaat rustig voort met zijn taak. Het onderdeel sociale zaken ligt me in het dagelijks werk iets minder moeilijk dan de portefeuille van onderwijs, die een wel wat droge kost is. Bij het aanvaarden daarvan heb ik mij erop ingesteld, dat onderwijs het doel is en niet de Onderwijswet? die is slechts middel. Men ziet dat wel eens anders. Als men ertoe komt de wet in uiterste precisie en in al zijn formalisme uit te leggen, dan wordt het kind dikwijls het slachtoffer en de bedoeling is toch dat het onderwijs wordt gegeven in het belang van het kind. Van dit uitgangs punt uit heb ik gemeend mijn werk te moeten doen. Maar nu genoeg van het verleden. Ik heb niet zo'n buitengewone bewondering voor de oude heer Bilderwijk, maar deze heeft eens neergeschrevens "In 't verleden ligt het heden, in het nu wat komen gaat." Nu kom ik in de verleiding u nog enkele minuten op de proef te stellen, door mij figuur lijk fluks em te draaien en een vluchtige blik in de toekomst te slaan. De raad zal in de komende zittingsperiode voer buitenge wone problemen komen te staan. Enkele industrievestiging is wenselijk. Hierover zullen binnenkort belangwekkende cijfers verschijnen. Het meest hoofdbrekende probleem zal ongetwijfeld zijn de vraag of Soest zijn woonfunctie voor het overlopende westen naar behoren zal kunnen vervullen, in welke mate een eventuele uitbreiding dient te worden bevorderd en in welke vorm dat dient te gebeuren, zodat redelijke perspectieven voor de toekomst worden geopend. Vervolgens is er de belangrijke vraag, die in zijn uit werking misschien mee zal vallen, maar vooralsnog moeilijk lijkt, hoe de assimilatie van de te verwachten nieuwe burgers het beste kan plaatsvinden en op welke wijze de overheid daar de hand in dient te hebben. Vooral dit laatste kan hoofdbrekens kosten, omdat er op bepaald gebied eenvoudig geen sprake kan zijn van particulier initiatief. De mogelijkheden voor sociale relaties, behoorlijk woningpeil, behoud van recreatie en uitbreiding wellicht in groter verband, ontplooiing van het culturele leven, de ver keersverbindingen, dit zijn allemaal vraagstukken waar een begin van vormgeving voor moet worden gevonden. Ik wil nog even teruggrijpen op ons verleden als gemeen- - schap -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1958 | | pagina 252