- 22 december 1958 - 141 ke erf van het leven, "bij haar formatiepogingen alleen en uitsluitend in zee is gegaan met die groeperingen, die dit positief christelijke "beginsel niet in hun vanen voeren. Komende tot de "begroting voor het jaar 1959? zegt spreker, dat deze zijn fractie geen aanleiding geeft tot het maken van bijzondere opmerkingen. De beruchte ministeriële circulaire met de mededeling, dat de dienst 1959 op basis van de bekend gemaakte uitkeringsbedragen sluitend moet worden gehouden is er de oorzaak van geweest, dat vrij wel alle gemeenten met de handen in het haar zitten. Werd bij de behandeling van de begroting voor het jaar 1958 de verwachting gekoesterd, dat een nadere regeling der financiële ver houding tussen het rijk en de gemeenten naar de richtlijnen van de commissie-Oud dit jaar haar beslag zou krijgen en meende men toen op grond van een gemaakte berekening dat deze regeling voor Soest gun stig zou uitvallen, uit de aanbiedingsbrief heeft men helaas moeten vernemen, dat uit een ministeriële mededeling is gebleken, dat een stijging van het peil der uitkering, gezien de ontwikkeling der be lastingopbrengsten, niet te verwachten is. Het gevolg van een en ander is, dat de ontwerp-begroting een tekort vertoont van rond v/elk bedrag gedekt dient te worden door te beschikken over een deel van de algemene reserve. Waar moet dat naar toe? Een verzoek om een subjectieve verhoging van de uitkering uit het ge meentefonds zal niet baten. Daar is de financiële positie der ge meente nog te goed voor. Trouwens, men kan rustig aannemen, dat met een subjectieve verhoging alléén geen afdoende oplossing kan worden verkregen. De stijging van de uitgaven in een sterk groeiende gemeente als Soest gaat immers steeds door. De enige mogelijkheid is, dat de voeding van het gemeentefonds wordt versterkt, waardoor de uitkeringen kunnen worden opgevoerd. Dit kan mogelijk een afdoende oplossing van het probleem zijn, maar dat is een rijkstaak. Een ander punt, dat spreker aan de orde wil stellen, is de toe komstige ontwikkeling van Soest. De dagbladen lopen er de laatste da gen v/eer warm voor. Ir. van Embden heeft de oude raad op 17 juni 1958 uitvoerig ingelicht omtrent de mogelijkheden, die de ontwikkeling van de randstad Holland voor Soest met zich meebrengt. Concrete dingen heeft hij de raad niet gezegd; ook niet kunnen zeggen. De geleerden zijn het er nog niet over eens. Ook nu zijn ze het nog niet eens. In de vaste commissie van de rijksdienst voor het nationale plan betref fende de ontwikkeling van de randstad Holland bestaat nogal verschil van mening. Krijgt de randstad een geheel groen hart of een kern die toch geleidelijk wordt "bebouwd? Moet ons land zich als geheel harmo nisch ontwikkelen of wordt het geforceerd bebouwd in die geest, dat het westen één metropool wordt, zij het dan een metropool van Neder landse structuur? Hoe het zij, de zaken laten zich wel zo aanzien, dat Soest in de totstandkoming en ontwikkeling van de randstad Hol land straks een belangrijke plaats zal gaan innemen. Men komt gelei delijk in een beslissend stadium met betrekking tot de groei en vorm geving van de gemeente Soest voor de volgende vijftig a honderd jaar. Vanzelfsprekend ziet ook de protestants-christelijke fractie het als een nationaal belang, dat spreiding van de groeiende Nederlandse bevolking plaats vindt en wel door de nationale ruimte op doeltref fende en harmonische wijze te gebruiken. Met betrekking tot de toekom stige ontwikkeling van Soest moet men zich als raad bewust zijn van hetgeen men het nageslacht kan nalaten. Hier ligt vooral een taak voor de gemeentelijke en provinciale overheden, die een belangrijk aandeel in de noodzakelijke werkzaamheden moeten hebben. De ruimte lijke ordening is geen aangelegenheid, die aan planologen of plano logische diensten, hoe belangrijk ook, kan worden overgelaten. Zij raakt heel ons volk. Bovendien wisselen de deskundigen, zoals zo even -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1958 | | pagina 280