- 22 december 195S -
154-
vrouw Polet meent te zien bij de K.V.P. en in protestants-christelijke
kring zijn ook zichtbaar bij de P.v.d.A. Spreker gelooft, dat de veel
geprezen doorbraak, waarmede na de oorlog zo erg is geschermd, bij de
P.v.d.A. hoe langer hoe meer op de achtergrond raakt. Geconstateerd moet
worden, dat de gedachte van de doorbraak in de pers heel weinig meer
ter sprake wordt gebracht. Spreker gelooft, dat de P.v.d.A. langzamer
hand weer zichzelf wordt. Hij wijst op de komende oppositie van de P.v.d.A.
De toekomst zal uitwijzen of zijn gedachten juist zijn.
Mevrouw Polet meent een tegenstelling in de protestants-christelijke
fractie ten aanzien van de vervulling van het voorzitterschap van deze
fractie te moeten constateren. Van een dergelijke tegenstelling is echter
totaal geen sprake. In de oude raad was de heer Schaafsma fractievoorzit
ter. Daar de heer Schaafsma het laatste half jaar zijn taak niet meer vol
ledig kon vervullen, nam de heer van Andel bij bepaalde gelegenheden zijn
taak waar, maar de heer van Andel was geen fractievoorzitter. Misschien
is mevrouw Polet hierdoor in de war gebracht. Tot voorzitter van de pro
testants-christelijke fractie in de nieuwe raad is spreker benoemd. Deze
benoeming is in het geheel geen twistpunt in de fractie geweest.
Mevrouw POLET-Musler merkt op te hebben gevraagd, of het college in
verband met de aanpassingsmoeilijkheden van de grote stroom nieuwe in
woners bereid is een zeer gevarieerd samengestelde studiecommissie in het
leven te roepen. Er bestaat aardig wat lectuur op dit gebied. Het zou
goed zijn, wanneer zowel de leidende figuren van de te Soest bestaande
verenigingen als de overheidsmensen zich daarvan op de hoogte stelden,
zodat rnen samen een oplossing kan vinden voor de spanningen, die bij een
zeer grote import van mensen in de gemeente kunnen ontstaan. Men kan daar
bij lering trekken uit de elders opgedane ervaringen en gemaakte fouten.
Men zal zich bij voorbeeld op de hoogte kunnen stellen van de in Castricum
opgedane ervaringen, welke gemeente een grote toestroming van mensen
heeft gehad, waardoor daar grote moeilijkheden zijn ontstaan.
De VOORZITTER is het met de heer van den Arend eens, dat de neiging
tot het uitdijen van de uitgaven groter is in een groeiende plaats dan
in een plaats met een constant aantal inwoners. Een groeiende plaats heeft
inderdaad extra moeilijkheden.
Spreker heeft verzuimd in te gaan op de vraag van mevrouw Polet in
zake een studiecommissie. Op zichzelf staat hij sympathiek tegenover dit
denkbeeld en hij zal er gaarne - de zaak is daarvoor van voldoende belang,
maar hij werd er onverwacht tegenover gesteld - aandacht aan besteden.
De wethouder VAN ZADELHOEF zegt, dat de heer Hilhorst hem min of meer
een verwijt heeft gemaakt van het niet kennen van de commissie voor open
bare werken in het maken van een andere indeling op openbare werken.
De heer HILHORST: Geen "verwijt", hoor!
De wethouder VAN ZADELHOFF zegt verder, dat nog slechts een proef
wordt genomen. Wanneer die goed uitvalt, zal er inderdaad een voorstel
komen, dat eerst in de commissie zal worden besproken.
Natuurlijk is spreker bereid de commissie vaker bijeen te roepen,
maar iedereen is tegenwoordig zo druk bezet, dat het de grootste moeite
kost een commissie in voltallige vergadering bijeen te krijgen. Het is
voorgekomen, dat een commissie geen besluiten kon nemen, doordat nog niet
de helft van de leden aanwezig was.
In antwoord aan de heer van den Arend deelt spreker mede, dat er
grond voor eigenbouwers beschikbaar is, maar in een vrij dure klasse. In
een goedkopere klasse iets te krijgen wordt met de dag moeilijker, want
men wil niet in rijen, maar in blokjes van twee bouwen en dan worden de
grondkosten voor één huis veel te hoog.
De heer HILHORST beveelt het denkbeeld aan om de commissies, evenals
de raad dat nu doet, op een vaste avond te laten vergaderen. Anders is
een lid vaak verhinderd. Zo zal spreker maandag a.s. niet aanwezig kunnen
zijn.
De heer VAN DEN AREND: Deze datum is op de vorige vergadering vast
gesteld.
- De -