- 17 april 1958 - 29» Spreker vraagt zich daarom af of de raad niet juister zou doen, het ooilege alsnog te verzoeken een zodanig voorstel te doen. Of beschikt het college thans reeds over voldoende ma teriaal, dat waar kan maken, dat de bank met haar voorstellen de belangen van de gemeente het beste dient? G-aarne zal spreker horen, hoe het college hierover denkt. De wethouder VAN DEN AREND kan zich indenken, dat de heer Oranje het een teleurstelling noemt, dat het bedrag van de rentspaarbrieflening niet tenvolle voor de woningbouw is be steed. Het publiek meende algemeen dat er, toen de lening zo enorm slaagde, woningen konden worden gebouwd. Toch is het zo, dat het bedrag tenvolle voor de woningbouw wordt besteed. In het besteden van de 60^, waarvoor voorkeur is uitgesproken, zijn de gemeenten vrij, de overige 40<f0 moet echter dienen voor het aflossen van vlottende schuld, die ook ten behoeve van de woningbouw is gemaakt. De gemeenten hebben de woningbouw dik wijls gefinancierd met kortlopend geld, tot van de minister de mededeling kwam, dat dit niet meer kon. Het korte geld heeft op uitnemende v/ijze geholpen de woningbouw af te maken, maar de minister staat in zijn recht als hij deze 90.000,-- wil laten dienen tot aflossing van destijds voor woningbouw ge bruikte vlottende schuld. Dat de Bank voor Nederlandsche Gemeenten min of meer winst zou maken op het doorlenen is niet waar. De bank heeft opge nomen tegen 6en geeft het geld tegen dezelfde rente door aan de gemeenten. De heer Oranje zou graag zien, dat het college aandrang zou uitoefenen, dat de gemeenten zouden delen in het rentever- schil, als de bank er in slaagt een lening tegen lagere rente af te sluiten. Spreker gelooft niet, dat dit op de weg van het college ligt. De ervaring met deze bank is nooit anders dan zeer gunstig geweest. Zij is de gemeente steeds terwille ge weest. Als het de bank gelukt een lening tegen lagere rente af te sluiten en deze lening af te lossen, zullen de gemeenten in het profijt delen. De schrijver van het artikel heeft geen rekening gehouden met de kosten; daardoor zijn de genoemde cijfers niet geheel reëel. De VOORZITTER is het met de heer Oranje wel eens, dat de naam. van de Woningbouwlening 1957 volkomen misleidend is ge weest. Iedereen heeft gemeend, dat met de geldon van deze le ning nieuwe woningen zouden kunnen worden gebouwd, maar dat was de opzet niet, want de woningwetvoorziening geschiedt uit de gewone dienst van het rijk. Het volle bedrag daarvoor staat niet op de begroting, maar al was er 520 miljoen voor 40.000 woningen uitgetrokken, dan zou het nog niet voldoende zijn, omdat men, afgezien van de grondkosten, niet 40.000 woningen h f 13.000,kan bouwen. De Bank voor Nederlandsche Gemeenten maakt, wanneer aan de gemeenten 6% wordt berekend, wel degelijk winst. Spreker wijst er op, dat de vraag van de heer Oranje, of het college met de Bank voor Nederlandsche Gemeenten in over leg is getreden om andere voorwaarden te verkrijgen door de heer Van den Arend nog niet is beantwoord. De wethouder VAN DEN AREND deelt mede, dat er wel overleg is gepleegd over het aanvaarden van de lening, maar niet over de voorwaarden. De heer ORANJE is van oordeel, dat over het principe van het aanvaarden van de lening niet lang behoefde te worden - gepraat, -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1958 | | pagina 58