- 17 april 1 958 -
30.
gepraat, daar de gemeenten de bank natuurlijk niet met het
geld laten zitten. De vraag is of de gemeente de voorwaar
den zonder meer moet accepteren of moet pogen daarin als
nog verandering te brengen.
De wethouder VAN DEN AREND acht dit laatste niet moge
lijk en de voorwaarden zelf volkomen logisch.
De heer ORANJE is de voorzitter dankbaar dat deze hem
is bijgevallen wat het karakter van de prospectus betreft.
Spreker heeft zich tot tolk gemaakt van da volkomen begrij
pelijke teleurstelling bij velen. De wethouder van financiën
is het kennelijk geheel met de minister van financiën eens,
wanneer deze verschil maakt tussen het voorkeur- en het
niet-voorkeursgedeelte van de lening. In de prospectus is
geen ander verschil gemaakt dan dat de geldgever een ge
meente kon aanwijzen. Maar ten aanzien van de doelstelling
maakt de prospectus geen onderscheid. Het spijt spreker
in hoge mate, dat de wethouder geheel het standpunt van
de minister deelt.
Spreker handhaaft zijn standpunt dat het juister zou
zijn geweest, indien het college had geprobeerd, de voor
waarde van winstdeling in het leningscontract opgenomen te
krijgen. Dit is geen kwestie van kwade trouw - evenmin als
wanneer men voor een betaling een kwitantie verlangt -
maar een kwestie van zakelijkheid.
Spreker handhaaft zijn aan de raad gestelde vraag wat
er nu moet gebeuren? het college uitnodigen alsnog te on
derhandelen of met dit gebrekkige contract de lening aan
vaarden.
De heer VAN ANDE1 gaat akkoord met hetgeen de heer
Oranje heeft gezegd over de houding van de regering wat
betreft de beknotting van de autonomie der gemeenten, maar
hij kan zich niet indenken, dat tegenover de gemeente Soest
een andere houding zou zorden aangenomen dan tegenover
andere gemeenten. Spreker betreurt het, dat de gemeenten
worden gemuilkorfd, dat zij aan de leiband hebben te lopen
en de circulaires maar hebben uit te voeren, dat de zelf
standigheid van de gemeente, zeker waar het de financiën
betreft, is ingekrompen en dat zij door het rentegamma
niet aan geld kan komen. Maar ten opzichte van Soest zal
geen uitzondering worden gemaakt.
Overigens meent spreker dat de raad, vooral na de mon
delinge toelichting van de wethouder, zich in de bestaande
situatie zal moeten schikken. Hij zou het misplaats vinden
- zou hij bijna zeggen -, zich op het standpunt te stellen,
dat men nog maar heeft af te wachten of men zal doen wat
hier wordt beloofd. Uit de rede van de heer Oranje of uit
de pers heeft spreker niet gemerkt, dat Soest, wanneer
het op de lening ingaat, in een ongunstiger positie komt
te verkeren dan andere gemeenten die dit doen. Daarom ver
wacht hij van nader overleg met de Bank voor Nederlandsche
Gemeenten geen resultaat, daar men voor alle g:meenten écn
lijn zal trekken.
De heer ORANJE erkent dat de kans op succes niet groot
is, maar hij is van oordeel dat hot gemeentebestuur van
Soest niet met andere gemeenten heeft te maken, doch uit
sluitend voor eigen zaak moet opkomen. Spreker krijgt de
indruk - dit is niet onvriendelijk bedoeld dat de heer
Van Andel zich er niet tegen zou verzetten, wanneer Soest
ging varen in het zog van andere gemeenten. Spreker weet
- niet -