- 23 mei 1958 -
47.
De heer ORANJE zegt het volgende?
Mijnheer de voorzitter! Mag ook ik een ogenblik "beslag
leggen op de aandacht in de eerste plaats van de heer van
Zadelhoff en verder van onze raad? Ik mag dan beginnen met het
uitdrukken van mijn spijt, dat de heer Van Wely hier vandaag
niet kan zijn. Dit spijt ook de heer van Wely heel erg. Hij
had dit moment namelijk heel erg graag meegemaakt.
Bij de behandeling van de begroting 1958 heb ik mij veroor
loofd er op te wijzen, dat het er in de strijd om het behoud
van de autonomie van de gemeenten in de eerste plaats om gaat,
dat de gemeentebesturen zelf zich bekwaam tonen om de gemeente
lijke huishouding te besturen. De bekwaamheid van de wethouders
die een selectie zijn uit de raad, weegt daarbij dubbel zwaar.
Ik hoop, dat als ik ook nu weer bij deze gelegenheid mijn waar
dering uitspreek voor de bekwaamheid, waarmede u, mijnheer van
Zadelhoff, uw taak verricht, dit niet alleen gezien zal worden
in het licht van de directe door u bereikte resultaten, maar
ook in het licht van de diensten, die u daarmede het algemeen
gemeentelijk belang in den lande heeft bewezen. Ik doe noch
aan het verdere college noch aan de onderscheidene raadsleden
tekort, wanneer ik zeg, dat wij u ook in dit opzicht veel er
kentelijkheid zijn verschuldigd.
G-aarne voeg ik daar nog aan toe - en dat treft ons allen
dan meer persoonlijk en direct dat de blijmoedigheid, waar
mede u uw taak verricht, de samenwerking met ons altijd in een
prettige en vertrouwelijke sfeer houdt. Ook daarvoor zijn wij
u dankbaar.
De wethouder DE HAAN spreekt als volgt?
Mag ik namens de collega's van de heer van Zadelhoff in het
college ook nog een enkel woord zeggen en daarbij dan ook nog
een enkel persoonlijk woord naar voren brengen?
De huidige wethouders hebben reeds gedurende een vrij lange
periode in het college zitting. Het is tussen de wethouders
eigenlijk een soort krijgertje spelen wat betreft hun zittings
periode. Het verschil in zittingsperiode tussen de verschillen
de wethouders is namelijk vrij gering. In ieder gevallopen
onze wegen al geruime tijd parallel.
Op een moment als dit denkt men onwillekeurig even aan het
feit, dat in het einde van de dertiger jaren iemand, die ner
gens naar behoefde om te kijken, zich voor de uitoefening van
een vrij beroep ging vestigen te Soest, dat toen op politiek
gebied bepaald geen goede reputatie had. Men kan rustig zeggen,
dat Soest in de dertiger jaren wat de gemeentepolitiek betreft,
de risee van Nederland was. Het was meer knokken dan discus
siëren; meer schelden dan betogen. Het is dan een merkwaardige
figuur, dat iemand die deze heksenketel dus enige jaren heeft
aangezien, toeh op een bepaald moment, wanneer hij geroepen
wordt tot het dragen van verantwoordelijkheid op dit zelfde
terrein, bereid is deze verantwoordelijkheid te aanvaarden.
Het is typisch, dat na deze periode van onmin algemeen de nei
ging naar voren kwam, ook eens de andere kant op te kijken,
de kant van de opbouw. Persoonlijk ben ik bijzonder blij - en
mijn collega's zeer zeker ook -, dat bij deze opbouw kon wor
den gerekend ook op de heer van Zadelhoff. In de afgelopen
periode hebben wij kunnen constateren, dat op de plaats van de
heer van Zadelhoff niet in de eerste plaats zat een vertegen
woordiger van een bepaalde partij, maar iemand die als bestuurs
man optrad, die altijd trachtte te zoeken naar hetgeen verbindt
- en -