103. onderhoud te verkrijgen.hetgeen echter niet is mogen gelukken. Spreker moet daarom dan ook de mededeeling van den heer Scheffer tegenspreken. De heer Scheffer vraagt vervolgens waarom aan den heer Leguit te Soesterberg nog geen vergunning is gegeven tot plaatsing van een "benzinepomp. Van gemeentewege zou de aanvrage opzettelijk vertraagd zijn. De Voorzitter zegt dat van opzettelijke vertraging geen sprake kan zijn.Alvorens een vergunning ingevolge de Hinderwet kan -worden verleendmoeten de wettelijke "bepalingen en ter mijnen eerst in acht worden genomen. e volgende vragen: r en Wethouders in hun advies aan De heer van Dek stelt d l.Is het juist dat Burgemeeste de Kroon "beweerd heb hen dat het perceel bewoond door den he G.J.Smit diens eigendom is.Zoo ders zich dan niet verplicht len,daar het k3.ds.ster het te 2.Is het juist dat de Raad bij heffing van Van De en Geubbe besluit te nemen,hetgeen nie het desbetreffende artikel d geleden vervallen is. Achten Raad zich thans niet moreel stellen,en alsnog een beslui een artikel in de Bouwverord .ten Burgemeester en Wethou- 3eslu.it betreffende de ont» rout heeft begaan door een die fout bij de Kroon te herstel- gendeel bewijst zijn Is ,de t meer genomen kon worden, das er "bouwverordening voo urgeneester en Wethouders en de verplicht de gemaakte fout te her t te nemen hetwelk gegrond is op enin plra. 3 jaren De Voorzitter de vergadering toe zegt beantwoording dezer vragen in de volgen van het de c ook De heer van Eek vestigt nog de aandacht cp de overtredingen de Arbeidswet. Zelfs is de arbeidswet bij de bouwwerken van Gasbedrijf schromelijk overtreden.Spreker brengt dit onder tandachtwant indien geen einde aan deze overtredingen komt, bij particulieren zullen de arbeiders eigen rechten zoeken, zelfs met geweld De Voorzitter zegt hieraan zijn aandacht te zullen schenken. Wethouder van Dlten maakt- de opmerking dat het langer verrichten van werk bij de bouwwerken van het Gasbedrijf niet op last van Burgemeester en Wethouders gegaan is. De heer van Eek zegt voorts dat door het spoorwegpersoneel soms roekeloos met brandend materiaal (poetsdoeken) wordt om gesprongen. Korten tijd geleden werd door een machinist een brandend stuk poetskatoen in de heide geworpen,tengevolge waarvan brand ontstond. Deze brand werd gelukkig door eenige in de nabijheid zijnde personen gebluscht. De Voorzitter zegt hier-op zijn aandacht te zullen vestigen, en de Spoorwegen hiermede zoonoodig in kennis te stellen. De heer van Eek zegt tenslotte dat aan de Beetzlaan een straatnaambordje ontbreektwaarop de Voorzitter zegt dat dit i n die maak is. De heer Besseisen vraagt waarom thans een verharding va: niet is geschied t het aanleggen van de Beethovenlaan,toen P- Co Cv t s ge hade n waar0 m dit den Dalweg heef' tegelijkertijd me Spreker destijds daarop de aandacht vestigde. Voorts vraagt Spreker of door de eigenaren van de desbetreffende aangrenzende percealen is bijgedragen in deze kosten. Wethouder van Dlten an was. Verbetering was opgeknapt, doch niet verhard ;ordt dat deze dringend noodzakelijk weg een modderpoel Deze weg is goed in den zin van de verordening. gesproken.De middelen be- Hier kan dus niet van een verharden weg worden kosten van het in orde maken zijn uit de gewon? taal ei De heer de Koning verzoekt alzoo aanteekening in de notulen dat de Dalweg thans dus niet als een verharden weg wordt be schouwd. jCtr Cll V

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1927 | | pagina 240