--- 2 November 1927 --- 192. gaan uitmeten,maar ik moet toch enkele feiten releveerenj In 1225, naar ik meen, kwam de gemeente Soest, door een door Ged«Staten voorgesohreven wijziging in dé "boekhouding ,te staan voor een administratief tekort.dat helaas/slechts door het "beta len van werkelijke waarden kon en moest worden gedekt. Aan den toenmaligen Raad was de niet "benijdenswaardige taak opgelegd om de middelen te vinden leze dekking te vinden. Ik zeg,niet be nijdenswaardig, omdat de administratieve fout, in het verleden begaan, niet meer te herstellen was,zonder mensohen te treffen, aan wie onrecht werd aangedaan. Immers het aantal belastingbe talers in een gemeente als de onze,is verre van constant en het middel dat werd aangewend om een navordering te eischen over twee reeds verstreken belastingjaren,overeenkomende met tweemaal 2/10 verhooging van den factor had van den beginne af geen on verdeelde sympathie, omdat het als een onbillijkheid gevoeld werd dat mensohen afkomstig uit gemeenten,die dit administratief tekort hadden weten te voorkomen, nu met hun vestiging in Soest voor de tweede maal voor hetzelfde doel hadden te betalen. Maar nood breekt wet Tot de navorderingsbelasting werd besloten,en voor het grootste deel is deze navorderingsbelasting ook betaald. Na tuurlijk, ar werd wel geprutteld en gemord,maar daar bleef het dan ook bij. Edo®h,een bepaalde groep maakte een uitzondering en van die zijde kwam het verzet. Laat ik zeggen,Mijnheer de Voor zitter,dat ik dit verzet nooit sterk heb bewonderd. Zeker, er bleken goede gronden aanwezig te zijn. Als dezen er niet geweest waren,zou de Hooge Raad de aanslag niet hebben vernietigd, maar So.est zat in een impasse, en Uit die impasse kon nooit worden gekomentenzij op de een of andere wijze geld werd gevonden,dat eigenlijk niet te vinden was,zonder onrechtvaardig te zijn tegen - «ver een zeker percentage van onze belastingbetalers. Uit dit besef, Mijnheer de Voorzitter,is ook mijn inziens het verzet ontstaan van de meerderheid van den Raad in Juni j.1. toen het voorstel van het toenmalig Dagelijksoh Bestuur om voor dit jaar den faetor met 3/10 te verhoogen,werd verworpenen daar tegenover een voorstel van den heer de Koning om een leening te sluiten met groote meerderheid werd aangenomen. Zeker, er waren ook andere motieven. Men wees op den slechten indruk naar buiten, en nauw hiermede verbondenofschoon dit eigenlijk de tegenover gestelde kant uitgaat, opperde men de vrees dat eenmaal een faotor Op 2,2 vastgesteld,de Raad het zou aandurvenvoor het vervolg dèen faotor zoo maar te laten. Zooals altijd,is vrees een slechte raadgeefster.Want wat den indruk naar buiten betreft,wij leven snel,en een factor-verlaging van 0,3 in een volgend jaar zou zeker als een hausse motief mogen gelden,en dat de factor op 2,2 zou blijven staan Mijnheer de Voorzitter wij hebben als raads leden geen vrijdom van belastingenen als wij dus aan het riemen snijden zouden willen gaan,dan is het in elk geval mede van ons eigen leer, en ik geloof dat dit waarborg genoeg is. Maar zooals gezegd, dat waren neven-motieven. Hoofdzaak was,dat er weer werd gewezen op onreoht dat zou worden gepleegd. Het inkomen in 1927 zcu niet altijd gelijk zijn aan het inkomen van 1923 en 1924. Dat zou een voordeelig of nadeelig verschil kunnen opleveren, wat in beide gevallen elementen van onbillijkheid zou bevatten, maar bovendien,en dat v/erd wel het onbillijkste van alles gevoeld, sinds 1025 vfaren er weer nieuwe belastingbetalers bijgekomen, die voor het voorrecht dat zij in Soest kwamen wonen,een buiten gewone aderlating hadden te ondergaan. Ik wil deze beide laatste dingen even onderstrepenomdat bij den vorigen RuoxL het besef dat onrecht zou worden gedaan,mede een stimulans was,om naar andere middelen uit te zien om tot dekking van het tekort te kunnen komen. Het voorstel van den heer de Koning,had ondanks alle getheore tiseer dan toch praotisch deze verdienste dat het onrechtvaardig belastingbatalen tot zijn kleinste proporties werd teruggebracht.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1927 | | pagina 418