--- 2 November 1927 --- 197. blijft, is er dus nog een voordeel te verwachten van 20/. Ne heer Noorman.die nog opmerkt dat er ook andere grond slagen voor de Personselebelasting zijnverklaart zich tegen heffing van opcenten op de Vermogensbelasting. Spreker acht de Inkomstenbelasting het zuiverst aangepast aan de draagkracht der belastingplichtigenook in verband met het progressieve karakter dier belasting*. Ne heer de Pruyn zegt dat het hem aangenaam was het betoog van den heer den Bliek te hooren. Volgens dat betoog zou het wenschelijk zijn tot factorverhooging over te gaan, terwijl de Voorzitter op het standpunt staat dat zulks niet mogelijk is. Spreker zou het voorstel van den heer den Bliek willen onder steunen. Ne Voorzitter zegt dat de Baad niet op een eenmaal vastge- stelden faotor terug kan komen. Ne heer den Bliek,die meent te weten,dat aan de belasting inspectie nog geen definitieve opdracht is gegeven tot het uit- sohrijven van de belastingbiljetten en nog geen kohieren zijn Opgemaakt naar den factor 1,9 dooh slechts voorloopige biljetten zijn uitgereiktvraagt zich af waarom thans niet tot verhooging van den factox" mag worden besloten. Indien de Kroon het beroep verwerptmoet tooh dekking worden gevonden,hetgeen niet anders kan geschieden dan door factorverhooging. Ne Voorzitter zegt nogmaals dat verhooging van een eenmaal vastgestelden faotor niet mag geschieden. Spreker betwijfelt het zelfs of in verband met de beslissing van den Hoogen Baad de Baadal wordt het indertijd genomen besluit door de Kroon vernietigd, den faotor opnieuw zoude kunnen vaststellen.Ne rechterlijke macht geeft den laatsten tijd voldoende uitspraken, welke niet in overeenstemming zijn met administratieve beslissing© dat er niet op tc rekenen valt dat wanneer de nieuw vastgestelde factor door den een of ander juridisch aangelegden ingezetene wordt aangevochten en voorgebrachtde rechter wederom geene be slissing zoude nemen, waardoor wij weer achteruit gezet worden. Naarom denmeest veiligen weg bewandeld. Bovendien is Spreker er van overtuigd dat het voorstel de Koning door de Kroon niet goedgekeurd zal worden, daar dit voor de gemeente een nadeel zal opleveren van f. 15.000,- a f. 16.000,-. Aanneming van de thans ingediende voorstellen van Burgemeester en Wethouders acht Spreker in het belang der gemeente. Ne heer den Bliek zou dan het gedeelte tekort uit den dienst van het volgend jaar willen dokken. Spreker vreest dat de heffing van 50 opcenten op de vermogensbelasting een blijvende heffing zal worden,waartegen hij zich ook moet verzetten. Ne Voorzitter betoogt dat het tekort ad f, 44.000,,- gedekt moet worden in 1927. Ged. Staten hebben indertijd bij eene der gelijke kwestie als uiterste toezegging gedaan dat het tekort over 2 jaren gedekt kan ?/orden„Nit zoude dus thans over" 1927/ en 1928 zijn. Waar hij overtuigd is dat Ged,Staten bereid zijn Soest uit het moeras te halen,heeft Spreker hoop dat dit college bereid is den dienst 1927 te ontlasten en goed te keuren dat de dekking ook nog over 1929 kan plaats vinden, zoodat het tekort, dat eigenlijk op grond va.ii onkunde is ontstaan, dan aangezuiverd zal zijn. Ne heer Noorman merkt op dat het benoodigd bedrag dan toch uit de Inkomstenbelasting 1928 gehaald kan worden. Ne heer den Bliek zegt dus vernomen te hebben,dat de dek king verschoven mag worden tot het volgend jaar. Eerst was dit volgens den Voorzitter niet mogelijk. Spreker zou het dan Y/en- schelijk vinden om over te gaan tot verhooging van den factor in het volgend jaar. Wethouder Endendijk merkt op dat allicht aangedrongen kan worden op bespoediging van de uitspraak van de Kroon. Ne heer den Bliek zou de beslissing van de Kroon willen af wachten. Ne Voorzitter merkt op dat bij de Kroon alleen in beroep is het voorstel de Koning. Ne factor is door Ged.Staten ter ver- nietiging

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1927 | | pagina 428