41. moet den heer Tan Eek opmerken,dat de motie alleen betrekking heeft op de handelingen van den Burgemeesteromdat de afdeeling financiën onder hem ressorteert. Spreker vi 1 wel erkennen dat Burgemeester en ¥ethouders roor alles verantwoordelijk zijn. doch het gaat hier om een administratieve kwestiewelke onder leiding van den Voorzitter is afgewerkt. De heer Doeken smakt een compliment aan den heer van Doorne over de wijze waarop hij tracht de zaak in Sprekers schoenen te schuiven.Y/aarschijnliJk zou de zaak niet zoo'n vlucht genomen hebben als de atmosfeer in die vergadering niet vol electrici- teit geladen zou zijn. Van deze electriciteit had niet alleen Spreker ,dooh ook de heer van Doorne zijn deel.Spreker zou wel voor de motie zijn,wanneer gebleken was dat men geen vertrouwen in den Voorzitter had.Daar ieder raadslid.ook de heer van Doorne, hier reeds het vertrouwen in den Voorzitter heeft geuit,acht Spreker de notie overbodig,cloch wil achter deze zaak een punt zetten. De Voorzitter zegt dat hij het beter gevonden had ,dat de vraag van den hoer van Doorne in de vorige vergadering achter wege was gebleven. Spreker meent dat de heer van Doorne eerst opheldering had kunnen vragen,en dan de vraag zoo noodi.g had kunnen stellen.Spreker zou thans gaarne van den heer van Doorne willen vernemen in welke posten hij zich vergist heeft, terwijl Spreker voorts wenscht dat de heer van Doorne dat thans ridder- n lijk zal erkennen. De heer van Doorne herinnert er aan gezegd te hebben ,dat hij zich omtrent de posten niet vrenscht uit te sprekenalvorens Ged.Staten uitspraak hebben gedaan.Dan zal blijken wie gelijk heeft- De Voorzitter zegt dat hij,waar in het openbaar over deze kwestie in het nadeel van Soest wordt gesproken, van den heer van Doorne de verklaring wenscht te hooren op welke posten door hem fouten zijn gemaakt.- i De heer van Doorne zegt nogmaals dat hij zich niet omtrent de posten zal verklaren voordat Ged.Ste.ten hun oordeel tc kennen hebben gegeven. Indien Spreker aan abuizen heeft gemaakt zal hij dat erkennen. De heer Hilhorst had verwacht dat de verschillende posten, n genoemd in de nota, van Burgemeester en Wethoudersbehandeld zou den worden. Vanneer geen opheldering wordt gegeven komt er geen einde aan het opjagen van stof in de gemeente. De verdacht- making blijft dan bestaan. De Voorzitter is het daamecle volkomen eens. Als de heer van Doorne mar erkent ,welkè' fouten gemaakt zijn,komt er een einde aan de zaak.- De heer Scheffer zegt met verwijzing naar de posten 115/ 479 dat het hem voorkomt dat de heer van Doorne niet de kunst verstaat om goed te lezen.Spreker vindt het onbegrijpelijk dat de heer van Doorne dusdanige posten naar voren brengt.Spreker wenscht een beslissing,en deelt mede dat de Voorzitter het volle vertrou wen heeft van de R,K.raadsfractie. De Voorzitter dankt den heer Scheffer voor de tot hem ge sproken woorden; en wenscht de versahillende posten,waarop door den heer van Doorne opmerkingen zijn gemaakt,in stemming te brengen. De heer de Koning vindt het wenschelijker dat de Voorzitter de door Burgemeester en "Wethouders gegeven toelichtingen op de verschillende posten in stemming brengt. Deze toelichtingen worden achtereenvolgens door den Voor zitter voorgelezenzooals deze vermeld zijn in de nota, van Burgemeester en Wethouders, en in stemming gebracht. Hierover worden 13 stemmingen gehouden. Bij alle stemmingen blijkt, dat de vergadering accoord gaat met de door Burgemeester en Wet houders gegeven toelichtingen. Vóór stemden Mevr.Droste- Vilnans, en de heeren van Eek,Besselsen,Legemae.tScheffer de Koning, van den Breemer HilhorstDoeken en Endendijk. De

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1927 | | pagina 98