9 Juli 1928 --- 157.
vergunningen worden afgegeven. Sprel-cer vindt zulks onbillijk en zou
o-aarne de toezegging ontvangen dat een dergelijke regeling kwam te
vervallen. Spreker zou liever zien dat de Raad dansvergunningen af
gaf onder door hem te stellen voorwaarden.
De Voorzitter zegt dat zulks onmogelijk is. Men kan wel die
[bevoegdheid aan B. en geven}
De heer van Doorne stelt nogmaals voor de doorloopende vergun
ningen door den Raad te doen afgeven. De overige vergunningen kun
nen dan door Ben afgegeven worden.
De Voorzitter zegt nogmaals dat dit geen goede regeling zou zijn.
De heer van Doorne wil dan de "bevoegdheid aan B. en geven.
Spreker stelt voorts een motie voor, waarbij de Raad zich uitspreekt
dat geen dansverbod wordt uitgevaardigd op andere dan de algemeene er-
christelijke feestdagen, behoudens het invoeren van een z.g. stille
week. Men moet deze zaak niet sectarisch maken, volgens Spreker.
De heer van Klooster vindt dat er te veel gedanst wordt. Spreker
zou er ook -vóór zijn dat wenschen van protestantsche zijde, zouden
worden geëerbiedigd.
De heer Busch kan dit niet dadelijk gelooven; het is hier een
zuiver Katholiek drijven.
De heer Hilhorst zou gaarne zien dat men de Katholieken ter
wille was.
De heer Busch meent dat de geestelijkheid voor de Katholieken
de noodige maatregelen moet treffen;- zulks ligt niet op den weg der
gemeente
De motie wordt hierna in stemming gebracht. Ze wordt verworpen
met 7 tegen 6 stemmen. Tegen stemden de heeren Hilhorst, Pronk, van
den Breemer, de Bruijn, Endendijk, Koenders en van Klooster.
Haai" aanleiding dezer stemming merkt de heer Busch op, dat de
scheidingslijn is getrokken, zuiver rechts tegen links.
De heeren Hilhorst en van Klooster zeggen dat dit inderdaad zoo
is.
De heer Busch zal daar rekening mee houden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt daarna besloten de vergunningen,
te doen afgeven door B. en inplaats van door den Burgemeester, in
verband waarmede artikel 7 wordt gewijzigd.
Artikel 156, sub a.
Dé heer Doorman vindt een doorgang van twee Meter onvoldoende. ij
Spreker stelt voor daarvoor in de plaats te lezen: één Meter per 10
stoelen. I
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten.
De heer Doorman bespreekt de wenschelijkheid om de stoelen per
lij vast te maken door middel van een lat. Zulks kan zeer gewenschtzijn
h.v. bij brand, daar dan niet alle stoelen door elkaar gegooid kun
nen worden. Spreker stelt voor een desbetreffende bepaling aan de
verordening toe te voegen en deze te lezen als volgt: "In zalen,
waar voor de bezoekers stoelen zijn geplaatst en waar minder dan de
helft van het zaaloppervlak voor doorgangen is vrijgehouden, moeten
ie stoelen - zoo het totaal aanta.1 meer dan 500 bedraagt - zoodanig
in rijen aaneengekoppeld zijn, dat zij niet afzonderlijk kunnen om
vallen.
De heer van Klooster meent dat deze bepaling hier niet uit te
voeren is; zulks is wel mogelijk voor groote steden.
De heer Doorman zegt nog dat deze bepaling geldt voor groote
zalen^(500 stoelen), die hier thans nog niet bestaan.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de dooi1 den heer
°°rman gewenschte aanvulling aan de verordening toe te voegen.
De