75. werk is geworden, en dat het de schuld van den heer Van Vliet is, dat de heer Kraaijkamp op onjuiste gegevens heeft voortgewerkt.Als bewijs, dat de heer Van Vliet den heer Kraaijkamp zou hebben tegen gewerkt, voert Spreker aan, dat de bewijzen van kwijting, toen deze ze noodig had, eerst na herhaald aandringen werden afgegeven. Als reden voor deze geringe medewerking, geeft de heer Van Vliet,zulks gevraagd zijnde, dan op "kwijtingen geeft men zoo maar niet afu doch volgens Spreker is de houding van den heer Van Vliet niet toelaatbaar. Een eigenaardig licht op de gestie van den heer Van Vliet, werpen, volgens Spreker, de door hem geschreven artikelen in het Soester Nieuwsblad, waarin de indruk wordt gevestigd, dat door het grondbedrijf een winst van f 53.000,- zou zijn behaald. Hoewel onder winst door iedereen een netto-overschot wordt ver staan, heeft de heer Van Vliet later zelf erkend, met winst niejj een gewone winst te hebben bedoeld, maar een verschuiving van las ten naar de toekomst. Spireker begrijpt niet, indien dit het geval is, waarom de heer Van Vliet het ook niet anders in de kranten heeft gezet. Door dat niet te doen, is het publiek misleid. Spreker be strijdt voorts de opvatting van een plaatselijk blad, dat de Com missie haar geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden, door de no tulen van de commissievergaderingen aan den heer Van den berg af te staan. Spreker deelt in dit verband mede, dat de heer Van den Berg aanvankelijk heeft geweigerd in de vergadering der Commissie te verschijnen, aangezien hij meende, dat het in de bedoeling lag, hem daar te contronteeren met: den heer Van Vliet. Daarop is den heer Van den Berg medegedeeld dat dit laatste niet de bedoeling is geweest, doch dat het enkel de bedoeling was, hem eenige inlich tingen te vragen. De heer Doorman is toen iets verder gegaan dan geoorloofd was, en heeft den heer ^an den Berg een gedeelte van de notulen doen toekomen, welke betrekking hadden op ten opzichte van den heer Van den Berg door den heer Van Vliet verstrekte mededee- lingen. Spreker geeft toe, dat dit niet geheel in den haak was, doch door den heer Doorman is het ruiterlijk erkend, waarmede de commissie de zaak als afgedaan heeft beschouwd. Spreker wijst er op, dat de heer Van den Berg geen ambtenaar is, zoodat niet die ongewenschte toestand is ontstaan, welke ontstaan zou zijn, indien aan den heer Van Vliet van de notulen inzage ware verleend, waar door hij kennis zou hebben genomen van hetgeen zijn collega's had den medegedeeld. Voorts acht Spreker het onjuist om te redeneeren, dat nu ^en fout begaan is, daarmede door moet worden gegaan en der halve de heer Van Vliet van de notulen alsnog inzage had dienen "tje hebben. Spreker constateert, dat aan den heer Van Vliet veel kan worden aangewreven, doch dit geldt ook Burgemeester en Wethouders van Soest en Gedeputeerde Staten. Laatstgenoemd College gaat n.1. ook niet vrij uit, en had op een gemeente als Soest met haar groot grondbezit beter toezicht moeten uitoefenen. Voorts hebhen de toen malige Colleges van Burgemeester en Wethouders volgens Spreker de teugels niet voldoende in handen gehouden, waarvan de heer Van Vliet een dankbaar gebruik heeft gemaakt. Bovenal meent Spreker, dat den heer Van Vliet groote zorgeloosheid is te wijten, terwijl hij van eigenmachtig optreden niet is vrij te pleiten. In dit ver- Band vestigt Spreker er de aandacht op, dat de bij de oprichting van het grondbedrijf gewekte voorstelling, dat de heer Van Vliet niets zou kunnen uitvoeren,zonder medewerking van de Commissie van Bijstand voor het Grondbedrijf, boerenbedrog is geweest, daar de heer Van Vliet heer en meester is geweest en de commissie van Bij stand een wassen neus. Voor Spreker staat het vast, dat den heer /an 71iet is te wijten een groote zorgeloosheid, een verwaarloo- zing yan voorschriften en verder een opzettelijk onjuiste voor lichting van het publiek. Deze punten staan voor Spreker vast,en daarom is hem de motie van Burgemeester en Wethouders te lauw. Spre—

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1929 | | pagina 186