28 Pebruari 1929
Spreker stelt daarna de volgende motie voor
"De Haad
"Gehoord de "besprekingen,
"Gezien de stukken,
"Spreekt als zijn oordeel uit. dat de "benoeming van den
"Vliet tot directeur van het grondbedrijf
ken; dat het vertrouwen op zijn administratieve kennis en goed ad
ministratief beheer is beschaamd geworden: betreurt het ten zeerste
dat in de eerste plaats daardoor het grondbedrijf een toonbeeld is
geworden van hopelooze verwarring:gaat over tot de orde van den dag".
De heer Busoh is van oordeel, dat man elkander moet helpen en
doch do zaken dienen zuiver te worden ge-
welke bij het grondbedrijf zijn gemaakt,
oorzaak in het eigenzinnig optreden van
Het sectarisme heeft de laatste
dit is voor de gemeente noodlottig
een mislukking
heer Yan
is geble-
niet in de goot trappen,
steld. De groote fouten,
vinden in hoofdzaak haar
den directeur en in de politiek,
10 jaren buitengewoon gewoed en
geweest. Ook bij het gasbedrijf heeft Spreker er de aandacht op
gevestigd, dat de zaken daar lang niet in orde waren. Dank zij de
critiek, komt er bij het grondbedrijf
Spreker releveert, dat de heer Monsraa
geven, om de zaak op pooten te zetten,
mede, dat hij niet zwaar zal zijn met
voorstellen den heer Van Vliet ontslag
wel verbetering, waarbij
zich zooveel moeite heeft ge-
Spreker deelt vervolgens
zijn oordeel en niet zal
te verleenen, dat toch
op een fiasco zou uitloopen. Spreker, die geen menschen broodeloos
wil maken, wil toch eenige feiten memoree ren, welke zich hebben
voorgedaan. Spreker wijst er dan op,dat, na de raadsvergadering
van 24 November 1925, de staat van den directeur, dd. 19 November
1925, naar dezen wehrd geretourneerd, terwijl later een andere
staat, welke geantidateerd is en andere cijfers vermeldt, voor den
oorspronlcelijken in de plaats is ges
door den heer van Vliet een en ander
wijzen, dat indertijd te veel schuld
eiae Spreker
is verdedigd
op
deelt
door
i-nede
er
dat
te
het grondbedrijf was
op
ge
boekt. In tegenstelling met de meerderheid der Commissie, acht hij
deze verklaring van den heer van Vliet niet aannemelijk en twij
felt hij aan diens betrouwbaarheid. Spreker memoreert voorts den
verkoop in 1924 van eenige strooken aan de Anna Paulownalaan, van
welke strooken in 1926 de waarde door den
werd gesteld. Spreker, die dit een bede"'
merkt op, dat de heer van Vliet in zijn
over die van anderen stond o.a, die van
directeur nog op nul
kelijke vergissing vindt,
verklaringen altijd tegen-
den heer van der Woude,
die steeds
Uit een en
Vliet
geeft
de gevraagde inlichtingen heeft verstrekt,
wel, dat de verklaringen van den heer van
onder de noodige reserire moete$orden aanvaard. Spreker
voorts als zijn meening te kennen, dat Burgemeester en Wet-
zeer coulant
ander blijkt
houders te slap zijn geweest, en dat, wanneer geen leiding wordt
gegeven, nooit verbetering zal intreden. Ook keurt Spreker het af,
dat vermoedelijk door den heer van Vliet de pers verkeerd wordt
ingelicht. Spreker wil wel toeseven, dat de heer van Vliet zich
een ijverig werker heeft getoond ,maar het is niet te tolereeren,
dat de heer van Vliet, die alhier gekomen is vanuit het teeken-
icantoor te Deventer, en die in deze gemeente en ten koste van
deze gemeente alles heeft moeten leeren, alhier dictator wil
spelen en zich thans de beleedigde grootheid gevoelt. Spreker
acht de conclusie van Burgemeester en Wethouders veel te slap en
zal voor de motie "van Doorne" stemmen. Spreker zal de laatst-e
zijn, om den heer van Vliet te willen ontslaan, maar men dient
te weten, dat er wanbeleid is geweest.
De heer Doorman vindt ook de motie van Burgemeester en Wet
houders te slap, doch acht die van den heer van Doorne niet te
scherp. Spreker,die indertijd met de behandeling van het uitbrei
dingsplan