--- 29 Mei 1929--- J.36 bedrijf niet voor een uitleg inzake inbreng der gronden in het grondbedrijf, als die in hun voor-stol daaraan gegeven door de heeren W.H.C .Doorman en L. den Bliek., vatbaar is. En al kon die verorde ning uitgelegd worden overeenkomstig het voorstel der meergenoemde heeren of wel op een andere wijze, dah gaat het naar het inzicht van B. en \Jtoch niet aan om nu weer af te wijken van de bij raads besluit van 15 Juni 1926 aan de verordening gegeven en de in de vergadering van 20 Maart 1929 bij de kennisneming van het besluit van Ged.Staten dezer provincie van 25 Februari 1929, 3c afd.nr, 3281/345 houdende gewijzigde vaststelling van de gemeenterekening over het dienstjaar 1924, aanvaarde interpretatie inzake den in breng der gronden in het Grondbedrijf en zulks nog wel net terug werkende kracht tot 1 Januari 1923. ül zoude het College van B. en W. ook gaarne een, voor het tegenwoordig geslacht der gemeente, voordeeliger oplossing der grondbedrijfskwestie zien, meent het den naad toch op grond van de in het prae-advies nader uiteenge zette motieven aanneming van het voorstel der leden W.H.C.Doorman en 1, den Bliek ernstig te moeten ontraden. De heer Doorman zegt dat hij dit voorstel in de rtaadsvei'gade- ring van 20 Maart j.1. te berde heeft gebracht, en mag aannemen dat de Raadsleden het begrepen hebben. Sedert dien tijd is het iets gewijzigd, omdat, hoe langer deze zaak v/ordt bestudeerd, men meer bewijzen verkrijgt. Het komt Spreker dan ook onnoodig voor het doel van het voorstel toe te lichten. Alleen wenscht Spreker er op te wijzen, dat de Rekening 1924 de gemeente verplicht plm.f 24.000,- bij te passen. Verder is er o.a.nog verkocht terrein complex Juli- anaplein, waarvan f 6500,- bijgepast moet worden, terwijl van het complex Spoorstraat vermoedelijk plm» f 10.000,- bijgepast moet worden. In totaal zal dus een bedrag van f 40,000,- ge_vonden moetnn worden. Het gaat er nu om of dit bedrag al dan niet uit de Belasting opgebracht moet worden. Spreker wijst er voorts op dat de Voorzit ter op 20 Maart ten apzichte van de uitvoerbaarheid van het voor stel een paar opmerkingen maakte. Volgens de notulen dier vergade ring heeft de Voorzitter gezegd dat men bij een begrootingswijzi- ging 1928 niet kan tornen aan besluiten van vorige dienstjaren en dat een begrootingswijziging toch alleen slechts kan beïnvloeden het loopende dienstjaar, waarop deze betrekking heeft. Dit betoog acht Spreker deels onjuist,, deels niet ter zake. Men kan bij be grootingswij ziging 1928 wel degelijk tornen aan besluiten van vorige dienstjaren. Zelfs moet men dit doen als het blijkt dat vroeger een fout is gemaakt, ook al had niemand die tot nu toe opgemerkt. Dit nu is hier het geval; er is een fout, die dus hersteld moet worden. Spreker heeft voorts in de vergadering van 20 Maart j.1. gezegd dat z.i. de gemaakte fout door wijziging der begrooting 1928 mogelijk was, en dat de Gemeentewet dit nergens verbiedt, waarop de Voorzitter toen heeft gezegd dat er ook nog Begrootings- en Ke- keningsvoorschriften zijn, waarmede rekening is te houden.Spreker heeft eenige dagen na de vergadering van 20 Maart een onderhoud gehad met den Voorzitter ter bekoming van inlichtingen omtrent de Begrootings- en xiekeningsvoorschriften. Toen Spreker kwam, heeft de Voorzitter wel iets uit die voorschriften voorgelezen, hetgeen echter niet ter zake was.. Uit die voorschriften was niets aan te halen tegen het later herstellen eener begrootingsv/i j ziging. Spreker blijft dan ook van oordeel dat men bij begrootingswijziging wel degelijk kan tornen aan besluiten van vorige jaren en dat men dus door de begrooting 1928 te wijzigen, het besluit van 1926 kan herstellen en - evenals dit in 1926 Is geschied - dat de gewijzigde inbreng terugwerkende kracht heeft tot 1 Januari 1923. Spreker wenscht

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1929 | | pagina 308