--29 Mei 1929--
142
De heer Doorman zegt dat hij zijn splitsingsvoorstel terug
neemt, aangezien het alleen zijn "bedoeling ras den Wethouders te
noodzaken hun standpunt uiteen te zetten. Waar zulks geschied is,
is er geen reden meer tot splitsing.
De heer Busch zegt een tusschenvoorstel te willen doen in den
vorm eener motie, waarin B. en W.gezien de financieele positie
der gemeente, wordt opgedragen alle pogingen in het werk te stel
len deze financieele strop voor de gemeente af te wenden. Men moet
redden wat te redden valt, en tot een oplossing komen door een "be
spreking met Ged.Staten in tegenwoordigheid van den heer Doorman.
De heer van Doorne komt ter vergadering.
De Voorzitter zegt dat B. en W. en de xtaad gehcnden zijn aan
de -^aadsbeluiten en den tergevolge van die "besluiten ontstanen
toestand.. Ook het College van Ged.Staten is daaraan gebonden.
Spreker, die van oordeel is dat de zaak voldoende is toegelicht,
zegt dat op dit oogenblilc een principieels "beslissing wordt ge
vraagd. Spreker wenscht tot stemming over te gaan.
De heer Busch zegt dat het toch van veel "belang is te spre
ken over het redden van een "bedrag van f 40.000,-,
De Voorzitter zegt nogmaals dat hij tot stemming wenscht over
te gaan, zoodat de discussies gesloten worden, waarna de heer
Busch zegt dat hij dan afziet van het verdere woord.
De heer Grootewal zegt dat hij zijn stem v/enscht te motive-eren^
Spreker, die de interpretatie van den Voorzitter de meest juiste
acht, zal echter voor het voorstel der heeren Doorman en den Bliek
stemmen, daar hij van oordeel is dat men moet trachten te redden
v/at te redden valt, ofschoon hij ervan ove-rtuigd i3 dat er v/cinig
succes te behalen zal zijn.
liet voorstel van de heeren Doorman en den Bliek wordt hierna
in stemming gebracht, en aangenomen met 8 tegen 5 stemmen. Tegen
stemden de heeren Mndendijk, Pronk, van den Breemer, van Klooster
en Koenders.
87.WEGÜJÏÏP0NDS. 4e Afdnr.170)
Vaststelling van een besluit bedoeld bij art. 8 der Verorde
ning wegenfonds.
Hoewel B. en \7. hun standpunt ten aanzien der breedten van weg
en rijweg neergelegd in hunne voordracht van 11 April j.1. 4e afd.
nr. 170 niet prijs geven, meenen zij toch, in het belang van den
te betrachten spoed, goed. te doen om tegemoet te komen aan de in
de raadsvergadering van 29 April j.1. naar voren gebrachte bezwaren.
Derhalve zijn in het thans aangeboden besluit als breedten van weg
en rijweg en als bedragen voor kosten van aanleg en onderhoudaan
tallen respectievelijk bedragen aangenomen gelijk aan die welke voor
het jaar 1928 hebben gegolden.
De heer Hilhorst zegt dat er nog geen wijziging in de prijzen
zijn aangebraoht. Spreker wenscht de aanlegkosten te verlagen, en
wel reeds b.v. van f 6,- op f 5,- voorzoover de eerste wegtypes
betreft. De andere kunnen dan ook naar verhouding verlaagd worden.
De gemeente dient naar Sprekers oorde 1 geen winst te maken.
De Voorzitter zegt dat verlaging niet mogelijk is tenzij de
Wegenfondsverordening gev/ijzigd wordt. Wenscht men verlaging dan
dient een voorstel tot wijziging der Verordening gedaan te worden.
De fouten, die in die verordening zitten, zullen nader onder de
oogen worden gezien. Vaststelling van het aangeboden besluit is
thans noodzakelijk, aangezien anders geen ontheffingen meer kunnen
worden verleend van het verbod tot het bouwen aan niet-verharde
wegen. De