- 19 Juni 19 29 --- 163, Grondbedrijf zijn uitleg gegeven. Men had toen moeten zeggen: ,!nu gaan we in beroep" maar zulks is nu juist niet geschied. De heer Busch is van oordeel dat de besprekingen een weinig verward zijn, In de laatste vergadering werd door de meerderheid gezegd men moet probeeren te redden, wat er te redden valt.Daar om liepen enkele leden over naar het voorstel der heeren Doorman en den Bliek. Het frappeert Spreker dan ook dat B. en Wthans een krijgslist toepassen. Spreker is er niet voor om toch in deze zaak te berusten, en hij blijft onherroepelijk bij zijn meening dat men moet trachten te halen wat te halen is.Spreker, die zich nog steeds aansluit bij den uitleg van den Voorzitter, vindt het frappant dat de wethouders omzwenken. Het is immers mogelijk d.at men vóór de interpretatie van den Voorzitter kan zijn, maar dat men toch de door de heeren Doorman en den Bliek voorgestelde po gingen wil aanwenden. Daarom steunde Spreker het voorstel dier heeren. Bij de verdediging zou Spreker dan ook willen wijzen op de utiliteitsgronden. Het z.g.verlies is een administratief verlies en het is onbillijk dat dit in klinkende munt betaald moet worden door het tegenwoordig geslacht. Spreker uit dan ook een woord van hulde voor het pogen van de heeren Doorman en den Bliek om te red den wat er te redden valt. De Voorzitter zegt dat de heer Busch B. en W. verwijt dat een krijgslist wordt toegepast. Spreker, die dit ontkent, heeft wel degelijk gewaarschuwd dat men tegen zijn principe ingaat. Er zijn twee principieel strijdende beginselen. Men zegt aan den eenen kant dat de fout veroorzaakt is door een niet behoorlijke toepas sing der verordening doch dat het inbreng-besluit goed is ge nomen, geheel overeenkomstig de verordening, terwijl de heer Door man zegt dat dit inbrengbesluit fout is, niet overeenkomstig de verordening. Had men ind-ertijd de noodige reserveeringen gedaan, dan was de strop nu nagenoeg nihil. Het inbrengbesluit is volgens de verordening genomen, maar bij de uitvoering is niet voldoende re kening gehouden met de reserveering. De heer Doorman daarentegen beweert dat het inbrengbesluit fout is. Spreker blijft van oordeel dat juridisch tegen den inbreng niets is aan te voeren, en dat daar om een beroep bij de Kroon niet zal baten. De heer Busch zegt dat erkend is dat de inbreng volgerbs .de verordening is geschied, maar men heeft de groote nadeelen voor de gemeente niet onder de oogen gezien. De Voorzitter zegt dat de Haad van State zich toch op een ju ridisch standpunt stelt. De tegenpartij moet aantoonen dat het in breng-besluit juridisch fout is. De heer Busch meent dat toch ook utiliteitsgronden aangevoerd kunnen worden. De Voorzitter zegt nogmaals dat het hier om een principieele kwestie gaat, n.1. of het inbrengbesluit tl dan niet goed genomen is. De heer Busch is van oordeel dat het inbrengbesluit goed is, terwijl de heer Doorman zegt dat het besluit niet juist is. Deze meeningen zijn dus met elkaar in strijd.. De heer Busoh zegt dat men hier zit om de belangen der gemeen schap te behartigen. Daarom moet men alle pogingen in het werk stellen om tot een zoo goed mogelijke oplossing voor de burgerij te komen.Juist in verband daarmede heeft Spreker in de vorige ver gadering in overweging gegeven om naar Ged.Staten te gaan teneinde overleg te plegen. Wethouder Koenders zegt dat de heer Busoh wel tegen hem ge zegd heeft dat hij naar de zijde van den Voorzitter is overge - zwaaiddoch Spreker wil evenwel opmerken dat hij in de vorige vergadering nog gezegd heeft dat hij zijn oorspronkelijke meening handhaaft

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1929 | | pagina 362