30 September 1 929 -22 b.
De heer Grootewal vindt een dergel ij ke mededeeling totaal
onvoldoende en is van oordeel, dat deze aangelegenheid nie o si.oeo.
is behandeld.
De heer Buscli is van oordeel, dat de bezwaren van don heer
Uooder beter onder de oogen hadden moeten Er/orden gezien en wijst
er op, dat het adres van den heer ITooder bij de behandeling van
de desbetreffende verordening op tafel had moeten liggen.
Thans wordt overgegaan "tot artikelsgewij ze behandeling der
verordening. Overeenkomstig het voorstel van den heer Doorman,
wordt besloten de omschrijving van het rayon, genoemd in art „5
van het ontwerp over te brengen naar art, 2 van dat ontwerp. In
verband met het besluit van den jlaad om de huisslachtingen vrij
te laten, wordt in lid 2 van art,6 geschrapt het gedeelteaan
vangende 'met de in lid 2 van dat artikel voorkomende woorden
"met uitzondering van dat gedeelte" en eindigende met het woord
"spoorlijn", vermeld in regel 6 van meergenoemd lid.
Voorts wordt besloten de woorden "varkens en geiten" voor
komende in m: ergenoemd lid te vervangen door "slachtdieren" en
art.7 lid 2 met deze wijziging in overeenstemming te brengen.
Bij art.11 (oorspronkelijk art.12 van het ontwerp) vraagt
de heer Doorman of het niet noodig is in lid 4 het woord "uit
voeren" in te lasschen.
De Voorzitter antwoordt, dat in art.12 reeds van "vervoeren"
wordt gesproken, welk woord het woord"uitvoeren'1 omvat, zoodat
bedoelde inlassching niet noodig is.
De heer Doorman deelt vervolgens mede, dat hij in de ontwerp
verordening nog eenige taalfouten heeft ontdektwaarvan hij den
Secretaris mededeeling zal doen. met versoek deze te o.oen verbe
teren. Tot een en ander wordt besloten.
Vervolgens wordt op verzoek van den heer Doorman in regel 3
van art,26 vóór de woorden Koninklijk Besluit de woorden "sedert
gewijzigde" ingevoerd. De verordening wordt daarna in haar geheel
zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
179.VL2DSCHKkU,JPGS\vBT. (3e afd.nr, 510),
Opnieuw behandeling van de verordening, regelende de heffing
van keurloonen in verband met eenige opmerkingen van Ged.Staten.
Gedeputeerde Staten hebben met betrekking tot de op 24 Juli
1929 vastgestelde keurloonverordening de opmerking gemaakt dat de
daarin geregelde bedragen voor keuring van ingevoerd vleesch,be
doeld in punt III van art.1, in verschillende gevallen hooger zijn
dan die, verschuldigd bij eerste keuring, hetgeen in strijd is te
achten met het bepaalde in lid 2 van art.9 (bedoeld zal zijn art.
8) der VleeschkeuringswetB. en \i. meenen zulks te moeten bestrij
den. Immers, de bepaling var. meerbedoeld artikel houdt de mogelijk
heid in, de .keurloonen van ingevoerd vleesch hooger te stellen
dan de keurloonen, verschuldigd bij eerste keuring, wanneer deze
maatregel de Koninklijke goedkeuring zal hebben verkregen. Aange
zien het de bedoeling is geweest den verkoop va,n in de gemeente
geslachte dieren afkomstig vleeseh te beschermen door het in te
voeren vleesch zwaarder te belasten en het bovendien voor de ge
meente van groot belang is, dat voor de Centrale Slachtplaats de
bestaansmogelijkheid zooveel mogelijk wordt bevorderd, meenen
B, en Mte moeten adviseeren, niet tot wijziging van de keur
loonen, vastgesteld in de verordening te"moeten overgaan, doch
de Ged.Staten te verzoeken te willen medewerken tot het bekomen
van de wettelijk voorgeschreven Koninklijke goedkeuring. De in de
voorlaatste alinea van het schrijven van Ged.Staten gemaakte opmer-
king