23 Juni 1930 84.
De Voorzitter brengt vervolgens in behandeling de begro
tingswijziging no. 22/13. Spreker stelt voor de besprekingen
omtrent deze wijziging in besloten vergadering te doen en de
eindbeslissing in openbare vergadering mede te deelen aangezien
bij deze begrotingswijziging personen in bespreking zullen ko
men.
De heer van Doorne verzet zich tegen een bespreking in be
sloten zitting.
De heer Grootewal kan er zich ook niet mede vereenigen dat
deze zaak in 't geheim besproken wordt, daar over deze aangele
genheid reeds veel verkondigd is. Men moet deze zaak niet ver
bergen, doch in het openbaar bespreken.
De heer Gasille zegt dat er geen kwestie van is om een be
paald persoon of een bepaalde politieke partij te behandelen.
Het gaat hier zuiver om net gemeentebelang, niet om den persoon.
Er is dus geen enkele reden om de zaak in besloten zitting te
behandelen. Men kan hier niet hebben een ambtenaar, die niet
goed heeft gehandeld. Ieder raadslid heeft het recht om in open
bare zitting te spreken; ook in dit geval, daar een ambtenaar
verkeerd gehandeld heeft. Men dient rust in de gemeente te heb
ben, en men mag niet toestaan dat knoeierij plaats heeft.
De heer van Klooster zegt een tegenvoorstel te hebben. Spre
ker, die ook wel voor openbare behandeling is, wenscht n.1.eerst
onderlinge besprekingen te houden.
De heer Gasille heeft daar niets op tegen, wanneer de zaak
dan toch in openbare vergadering behandeld wordt.
De heer Busch zegt zijn medewerking niet te kunnen verlee-
nen om deze zaak maar weer in den doofpot te stoppen. Ieder
raadslid heeft de plicht zich volkomen op de hoogte te stellen
van de toestanden. Het gaat er niet om een persoon te treffen,
maar er moet klaro wijn geschonken worden. Het is een feit, dat
hier iets niet in den haak is. Spreker zegt dat hij openbare
behandeling wenschten zich nooit den mond laat snoeren.
De Voorzitter zegt dat hij geene bezwaren tegen openbare
behandeling heeft, mits de besprekingen in behoorlijken vorm
zullen geschieden en geen beleedigingen worden geuit.
De heer Gasille zegt hierna dat de door hem bedoelde zaak
bekend is gemaakt door een inwoner, die zich aan een en ander
ergerde. Bedoelde persoon, genaamd van Genderen, sprak den heer
Penning, aam den op 13 Maart 1923 de gronden van het complex
Julianaplein door de gemeente waren verkocht. De heer Penning
vertelde in fater 1930 aan den heer van Genderen, dat hij bij
zijn garage mooie tegeltjes van de gemeente kreeg, omdat hij
goed bevriend was met den gemeente-architect. De heer van Gende
ren zei dat hij daarmede niet accoord kon gaan, en wanneer de
heer Penning die tegeltjes liet aanbrengen, zou hij hieromtrent
zijn beklag doen bij het Hoofd der gemeente, omdat hij een der
gelijke transactie gemeen vond. Mevrouw Penning, die bij die
bespreking tegenwoordig was, heeft nog tegen haar man gezegd
dat hij zich daarmede niet moest bemoeien,aangezien uit een en
ander maar kwesties zouden voortvloeien, doch de heer Penning
stoorde zich niet aan dat gezegde. De heer van Genderen con
stateerde eenigen tijd later, nadat hij tevoren nogmaals met
den heer Penning een gesprek had gevoerd over het leggen van
de tegels en bij welk gesprek wederom de bijzondere vriendschap
van Penning met den heer van Vliet naar voren kwam en waarin
hij(v.Genderen) den heer Penning wederom waarschuwde, dat de
tegeltjes waren aangebracht, en daarna is de zaak aan het rol
len gegaan. De heer Penning zei, dat hij (v.Genderen) met de
zaak