26 November 1930
- 161.
0. NOTULEN
van het verhandelde in de operbare vergadering van den Raad
der gemeente Soest, op V/oensdag 26 November 1 930, des namid
dags 2 uur.
Voorzitter: Mr. G.Deketh, Burgemeester.
Secretaris: J.G.A.Batenburg.
Tegenwoordig de leden: P.van den Breemer, D.A.de Bruijn,
W.F.H.Busch, W.H.C. Doorman, A.Endendijk, H„J.GasilleG.J.
Grootewal, G.Hilhorst, H.van Klooster, A.JC.KoendersMevr.
S.G.Landweer - de Visser en G.Pronk.
Afwezig is de heer J.H.van Doorne.
Nadat de Voorzitter gelegenheid heeft gegeven tot het doen
van een gebed, wordt overgegaan tot behandeling der agenda.
8.Vaststelling van de notulen van het verhandelde in de openbare
vergadering van Vrijdag 10 October 193 0.
De Voorzitter deelt daarop mede, dat van den heer Doorman
een verzoek is ingekomen om verbetering van de notulen met
betrekking ftot punt 191.
De heer Doorman hierna het woerd verkrijgende, leest de vol
gende verklaring voor:
Alvorens de Raad over mijn bezwaren beslist moet ik toe
lichten hoe deze zaak voor mij een eerezaak is geworden.
De heer Pokkens heeft mij in het Soest er Nieuwsblad aange
vallen en "onvoldoende bestudeering der stukken" verweten,wat
hij heeft moeten terugnemen, maar nu komt hij met iets anders.
Hij zegt, dat het publiek in de notulen en in een plaatselijk
blad onder de oogen heeft gekregen een beschuldiging, gedocu
menteerd met onjuiste cijfers. Die beschuldiging en die onjuiste
cijfers schuiven de notulen mij in de schoenen.
Eerst iets over die cijfers.
Ik heb hier bij mij het ontwerp raadsbesluit, t welk wij
ontvingen voo'r de raadsvergadering van 10 October. Toen ik de
stukken bestudeerde, stelde ik op dit ontwerp mijn aanteekeningen
in vragenden vorm en deze vragen heb ik hier op 10 October voor
gelezen. Ik zal die voorlezing hier herhalen en ik verzoek U goed
te luisteren.
Voor Bijbelsche Geschiedenis klasse III en IV 15 ex.
Pransche taal 20 ex.
Vaderlandsche Geschiedenis" I 3 0 ex.
Zingen I 20 ex.
Ik ben er zeker van, dat ik deze vragen ook vroeger aldus
heb gelezen. V/ethouder Endendijk geeft dan ook in zijner- wel de
gelijk antwoord op mijn niet in de notulen voorkomende vraag be
treffende de zangboekjes.
Ik zeide reeds, de heer Pokkens heeft het over een beschul
diging. Hoewel hij zelf in zijn eerste artikel schreef"de heer
Doorman vroeg of die aanvrage niet stelselloos was", beweert hij
nu "de heer D-orman begaat de fout, de aanvrage eerst zeer stel
selloos te noemen en dan te informeereni' De heer Pokkens beroept
zich hierbij op de notulen en twee couranten, doch verzwijgtdat
de verslaggever van het Soester Nieuwsblad en ook hij zelf (in
zijn 1e art.) hebben gezegd de heer Doorman vraagt of er stel
selloosheid is"
-nu bij de raadsstukken liggend schrijven