26 November 193 0 1 62. Ik voor mij geloof vast, dat ik inderdaad vragenderwijze heb besproken en mij niet heb schuldig gemaakt aan het "iemand onverhoord in het openbaar geoselen" een ui:. VI rukking die voor deze aangelegenheid mij wei zeer overdreven voorkomt.Had ik wer kelijk de beschuldiging als zoodanig vooraf uitgesproken, dan had het voor de hand gelegen, dat ik de daarop volgende cijfers als voorbeeld had genoemd en deze niet in vragenden vorm had ge goten. Mocht iemand zich met zekerheid herinneren hoe de woorden door mij zijn geuit, dan houd ik mij hier voor opheldering aanbe volen. Ten slotte dit. De verstrekte toelichtingen verklaren thans de verschillen in de aantallen der aangevraagde boekjes en op grond daarvan wil ik hier .gaarne betuigen, daf de aanvragers geenerlei verwijt van stelselloosheid in deze' ureft. Wethouder Endendijk heeft tegen overneming der gevraagde ver betering geen beuwaar, nu een oplossing is verkregen, welke zoowel den heer Doorman als den heer Fokkens bevredigt. Spreker, die het zich niet positief weet te herinneren, heeft geen bezwaar om nu de zaak zoo is geloopen aan te nemen, dat de heer Doorman enkel heeft gezegd, dat de aanvrage stelselloos lijkt. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de gevraagde ver betering aan te brengen, en worden de notulen vastgesteld. De heer Gasille, die geen aanmerking op de notulen heeft, vraagt en verkrijgt het woord over iets, wat in de notulen voor komt, en inderdaad ook is gezegd. De heer G-asille vestigt er dan de aandacht op, dat overeenkomstig het vermelde in de notulen op blz. 160, de heer Endendijk heeft gezegd, dat het kadaster vier jaar ten achter zou zijn. Spreker heeft zich om inlichtingen ge wend tot het Registratiekantoor te Amersfoort en aldaar vernomen, dat het kadaster jaarlijks wordt bijgewerkt, zoodat van een ach terstand van vier jaren geen sprake kan zijn. Spreker concludeert hieruit, dat de wethouder een inlichting heeft verstrektwelke in strijd met de waarheid is. Wethouder Endendijk 'blijft volhouden, dat het kadaster vier jaar achter was en wordt hierin gesteund door den gemeentesecre taris. Besloten wordt dat de heer Oasille en de gemeentesecretaris samen de zaak nader onder de oogen zuil .n zien. 99.Ingekomen stukken. Alvorens over te gaan tot mededeeling van de ingekomen stukken, wijst de Voorzitter-in verband met een door den heer Doorman in een vorige raadsvergadering gemaakte opmerking- op een schrijven van den "Inspecteur der Directe Belastingen, dd. 10 October 1929, waarbij de opbrengst voor de inkomstenbelasting op 275.000,= wordt geraamd, terwijl mondeling door den Inspecteur is medege deeld, dat hij eenigszins pessimistisch gestemd was, of deze op brengst wel binnen zal komen. Spreker, die er op wijst, dat in de werkelijke opbrengst tevens begrepen is een bedrag van ruim f 7000,= over het belastingjaar 1927/1928 en van ruim 14000,= over 1928/1 929, vestigt er de aandacht op, dat de meerdere opbrengst bovt de raming ruim 14000,= zijnde 5/ van het geraamde bedrag uit maakt, hetgeen niet veel is te achten. De heer Doorman is van een en ander nog niet zoo onmiddellijk overtuigd en vraagt, of de meevallers o^' ar een vorig belastingjaar niet elk jaar voorkomen en of die meevallers niet opwegen tegen tijdelijke

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1930 | | pagina 362