50 December 1950 -229» De heer Doorman gelooft dat de geheele zaak eigenlijk om één stuk gaat, dat niet bij de vorige stukken is gevoegd» Uyten daal heeft n.1. bericht gekregen dat hij het ten onrechte genoten, pensioen van 47,= per jaar vanaf 1922 moet terugbetalen. Dit stuk mist Spreker bij de andere stukken. Spreker, die art.67, punt 2 der Pensioenwet 1922 voorleest, zegt, dat waar de Pensioen raad gezegd heeft dat Uytendaal het ten onrechte genoten pensioen moet terugbetalen, is komen vast te staan dat door dien Raad aan genomen is dat Uytendaal een ambt vervult bij de gemeente. Hij mocht dus van 1922 tot 1950 geen pensioen ontvangen. Maar Spreker: oordeel kan Uytendaal thans opnieuw pensioen aanvragen; hem is het pensioen ontnomen, zoodat dan die jaren bij zijn diensttijd medegeteid kunnen worden. De heer Busch merkt op dat het toch geen bezwaar was geweest om het desbetreffend stuk over te leggen. Men had dan de zaak beter kunnen beoordeelen. Spreker hoopt dat een en ander uitge zocht zal worden zoowel in het belang van de gemeente als van den öèrzitter wijst er'vSat het door den heer Doorman bedoel de besluit van den Penisoenraad niet gezonden is aan de gemeente, doch rechtstreeks aan den heer Uytendaal, zoodat het niet over gelegd kon worden. Voorts zegt Spreker dat het bij Burgemeester en Wethouders niet eerder bekend was dat Uytendaal sedert 1922 in het genot was gesteld van pensioen. Spreker zou gaarne zien dat de Raad een zóódanig besluit neemt dat de betrokkene geen schade lijdt De heer Doorman meent dat de heer Uytendaal toch wist dat[ hij*bij de aanvaarding der betrekking zijn pensioen verspeelde. De gemeente is dan ook niet verplicht hem een vergoeding toe te kennen; men moet maar niet royaal uit de gemeentekas putten. Spreker stelt daarom voor geen gratificatie toe te kennen. De heer Busch, die als lid van de Commissie inzake reorga nisatie brandwezen met een en ander op de hoogte is, wijst er op dat hier geen sprake is van maar geld uitgeven. Betrokkene heeft de gemeente 8 jaren gediend, en hier valt buiten beoordee ling of de man al dan niet nuttig werk heeft verricht. Het toe zicht op zijn werkzaamheden berustte immers bij het gemeentebe stuur. De billijkheid eischt dat men den man financieel tegemoet komt. Spreker is er dan ook van overtuigd dat de gemeente zede lijk verplicht is den man eenige tegemoetkoming te verleenen. Het voorstel van den heer Doorman om geen vergoeding toe te kennen wordt niet ondersteund. De Voorzitter stelt hierna voor het idee van den heer Door-, man om Uytendaal opnieuw pensioen te laten aanvragen, te doen uitvoeren, en zoo zulks niet mogelijk is, dan het voorstel van B. en W. ten uitvoer te brengen, opdat de betrokkene geen schade lijdt. Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten. 250.HINDERWET - VERORDENINGEN. (1e Afd.nr1660) Voorstel van Burgemeester en Wethouders om met intrekking van de bestaande verordening, een nieuwe verordening ingevolge art»4, 1e lid, 2e der Hinderwet vast te stellen. In hun schrijven dd. 20 Dec.195°> 1e afd.nr.1660, betcogen B. en W. de wenschelijkheid om een nieuwe verordening vast te stellen. De

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1930 | | pagina 494