30 December 19J0 233'
meld staat, dat de man gekweld werd» Witte heeft op 18 Maart
een schrijven van den Directeur van Openbare V/erken gehad, waar
in medegedeeld werd dat de schutting moest worden afgebroken.
Daarna hebben de Directeur en Wethouder Endendijk den toestand
bekeken, en gezegd dat ze deze zaak tot een oplossing zouden
brengen. De man heeft daarna in 6 maanden niets gehoord. Waar
B. en W. toch eerst ook erkend hebben, dat niet tot afbraak
behoorde te worden overgegaan, begrijpt Spreker niet, dat heo
College nu van standpunt is veranderd. Spreker, die den toe
stand ter plaatse heeft bekeken wijst er op dat deze schut
ting, staande tusschen hakhout en sparregroen, noch ontsierend,
noch hinderlijk voor de omgeving is. Volgens Spreker is er geen
enkele reden om die schutting af te breken. De eigenaar heeft
Spreker verzekerd, dat hij de schutting zal afbreken, zoodra zijn
kwade buren vertrokken zijn.
De Voorzitter zet uiteen, dat B. en W. gemeend hebben zich
op formeele gronden te moeten stellen. Het college dat zich niet
kan bemoeien met burenruzies, heeft eerst nagegaan of verwijdering
der schutting ook mogelijk was door toepassing van art.20
der Algemeene Politie-verordcning. V/aar deze schutting niet ont
sierend geacht moet worden, is toepassing van de Alg. Politie
verordening niet mogelijk. Daarna is nagegaan of verwijdering
moet plaats hebben op grond der Bouwverordening. Wanneer men
zich aan die verordening houdt, moet de schutting verwijderd
worden, daar ze de rooilijn overschrijdt, alhoewel B. en W.
overigens geen bezwaren hebben om de schutting te laten staan.
Het is wel mogelijk de voortuintjes te doen scheiden door een
hooge heg, maar niet door een schutting. De Commieeis Openbare
V/erken adviseerde ook tot opruiming, daar de schutting de rooi
lijn heeft overschreden.
De heer Gasille stelt voor dien man dan ontheffing te ver-
leenen van het verbod tot plaatsing der schutting.
Wethouder Koenders licht toe dat het niet mogelijk is een
dergelijke ontheffing te verleenen.
Wethouder Endendijk zegt dat hij indertijd ook garzegd
heeft dat het dwaasheid is om die schutting niet te laten staan,
daar zij op grooten afstand tusschen houtgewas staat. Wat de
Burgemeester echter zegt, is zeer juist. Zij staat er in strijd
met de letter der verordening, doch zij staat er niet in strijd
met den geest der verordening.
De Voorzitter zegt, dat waar deze zaak officieel in handen
van B. en W. is gelegd, het door het college genomen besluit
inzake opruiming moet worden gehandhaafd. Het College is echter
wel bereid om den termijn, binnen welken de schutting moet worden
afgebroken, te verlengen met b.v. 3 maanden of i jaar.
Eenige leden spreken zich uit overeen verlenging met -èjaar.
De heer Busch bespreekt nog de wenschelijkheid om de zaak
voor nader onderzoek in handen te stellen van de Commissie Open
bare Werken.
De Voorzitter vraagt of de Raad dus instemt met de door hem
bedoelde verlenging van den termijn, binnen welken de schutting
moet worden afgebroken, met drie maanden of een half jaar.
Zonder hoofdelijke stemming vereenigt de Raad zich hier
mede.
254.B0UWP0LITIE. (1e afd.nr.1698)
Wethouder Koenders brengt hierna in behandeling het ver
zoek van J.C.van Klooster, wonende Sousterbcrgschestraat 32
alhier