29 April 1951-— 70.
De Voorzitter vraagt den heer Busch of dit een serieus
voorstel is»
De heer Busoh antwoordt bevestigend.
De Voorzitter vraagt of men het voorstel van den heer
Busch steunt.
De heer van Doorne zegt dat hij dit voorstel van den heer
Busch steunt; uit protest tegen de 50 centen opslag.
De heer de Bruijn zegt het voorstel van den heer Busch
ook te zullen steunen.
Het voorstel vam den heer Busch, hierna in stemming ge
bracht, wordt aangenomen met 9 tegen 2 stemmen. Tegen stemden
de heeren Gasille en Endendijk.
.een schrijven van den Wethouder van Onderwijs, dd» 31 Maart
1951jinhoudende de mededeeling, dat volgens den uitleg der La
ger Onderwijs-Wet geen gevolg kan worden gegeven aan de in de
vorige vergadering gedane toezegging om bij eventueele vaca
tures bij het openbaar onderwijs, advies te vragen aan de Com
missie van Toezicht op het Lager Onderwijs (nr.1946).
De heer Gasille stelt voor de behandeling van dit schrij
ven aan te houden totdat Mevr. Landweer-de Visser, die te dezer
zake een voorstel heeft ingediend, present is«
Aldus wordt besloten.
.een schrijven van Burgemeester en Wethouders dd. 22 April 1951
ter beantwoording van de door het lid van den Raad H.J.Gasille
gestelde vragen dd. 24 Dec.1930»
De heer Gasille vraagt wat de bedoeling van dit antwoord is
op zijne vragen. Spreker zegt dat die/vaagon zeer onvoldoende
zijn. Uit deze is niets te halen.
De Voorzitter zegt dat een volledig antwoord op de vragen
gegeven is.
De heer Gasille zegt dat hier getallen zijn opgegeven, waar
aan men niets heeft. Een behoorlijke specificatie ontbreekt.Bij
het oorspronkelijke contract was een kaartje gevoegdwaaruit
bleek welke wegen verhard zouden worden. Later zijn verschil
lende wegen bestraat met klinkers, inplaats van puinverharding.
Spreker verlangt dan ook gespecificeerde cijfers omtrent de
aanlegkostendaar niemand wijs kan worden uit de thans gege
ven cijfers. Hier is op een slordige en onverantwoordelijke
wijze beheer gevoerd. Spreker verzoekt een nadere beantwoording
van enkele vragen, daar hij het misleidend vindt de antwoorden
zóó neer te leggen. Bij de antwoorden behoorden voorts gevoegd
te zijn het contract met de teekening en het desbetreffend
Raadsbesluit van 26 Maart 1920. Eerst dan was een behoorlijk
overzicht te verkrijgen. Spreker, die nu nog eenige nadere
vragen op papier gesteld heeft, wenscht onmiddellijk antwoord,
en zoo dit niet mogelijk is, dan vóór de eerstvolgende Raads
vergadering.
De Voorzitter herhaalt nog eens, dat een antwoord op de
vragen van den heer Gasille gegeven is. De desbetreffende be
sluiten en begrotingswijzigingen zijn door Ged.Staten goed
gekeurd, terwijl de bijlagen, behoorende bij de afrekening,
aanwezig zijn.
De heer Gasille betoogt dat van eene afrekening en van
eene afmaking der wegen geen sprake is. De geheele zaak had af
gedaan moeten zijn op 1 Mei 1930* Spreker blijft van meening
dat zijn vragen geheele onvoldoende beantwoord zijn.
De Voorzitter zegt dat den heer Gasille precies- antwoord
gegeven is op zijne vragen.
De heer Gasille, die zegt dat hij nu reeds vier maanden
T)<_ t I
y—y-u Q p