20 Mei 1931 120^
waar eigenlijk naar gekeken moet worden. Voorts zegt Spreker
dat veel gebouwd wordt zonder vergunning, waarop hij nog wel
nader terug zal komen.
De Grootewal vraagt of het ontwerp-baatbelasting van de
baan is.
De Voorzitter zegt dat bedoeld ontwerp voorloopig is
teruggenomen. In de Belastingcommissie werd omtrent het ont
werp geen overeenstemming bereikt, doch te gelegener tijd zal
die Commissie met andere voorstellen komen.
De heer Busch vraagt, wanneer 't eenigszins mogelijk is,
des avonds te vergaderen.
De heer van den Breemer vestigt er de aandacht op dat de
schuit, welke indertijd aangekocht is bij de overstroomingen
al een paar jaar aan weer en wind is blootgesteld.Spreker
geeft in overweging die schuit ter plaatse weg te halen en op
te knappen.
Wethouder Koenders antwoordt dat hij hieraan zijn aandacht
zal schenken.
De heer van den Breemer vestigt nogmaals de aandacht op
eene afgraving van het hoogt tusschen Soest en Soesterberg.
De heer Pronk dringt aan op een uitbreidingder straatver
lichting aan de Birkstraat.
De Voorzitter zegt dat overhangende lampen zullen worden
aangebracht
Wethouder Endendijk wenscht nog even terug te komen op
het in de vorige vergadering genomen besluit met betrekking
tot de waarborgsom der Chr. U.L.0,schoolSpreker leest een
schrijven voor van den vroegeren Inspecteur van het Lager On
derwijs, waarin deze verklaart dat hij in 1921 heeft geadvi
seerd een school te doen bouwen met 2 leslokalen voor 70 leer
lingen, welk advies toen opgevolgd werd. In verband daarmede
zijn daarna de plannen gewijzigd, waarop de vereischte goed
keuring werd verkregen.
De heer Doorman meent, nu de Wethouder over deze zaak
spreekt, ook nog een en ander te moeten zeggen. De heer Fokkens:
hoofd der school, met wien Spreker ook over deze aangelegenheid
had gesproken, wilde met Spreker deze zaak wel bespreken bij
den oud-inspecteur van het Lager Onderwijs te Hilversum,doch
de heer Fokkens zeide geen tijd daarvoor te kunnen vinden. De
heer Fokkens heeft toen een brief, welke neutraal gesteld was,
aan dien oud-inspecteur gezonden, en vooraf aan Spreker laten
lezen. Hierop kwam een antwoord binnen, naar aanleiding waar
van de heer Fokkens de zaak met den Wethouder heeft besproken.
Beide hoeren zijn daarna, buiten Spreker om, naar Hilversum
gegaan om met den oud-inspecteur over deze questie te spreken.
De heer Fokkens heeft toen dus wel tijd kunnen vinden om naar
Hilversum te gaan. De heeren hebben echter niet aan Spreker
gevraagd of hij meeging, zoodat Spreker niet bij dit onder
houd is tegenwoordig geweest en alzoo niet weet in welke
richting de besprekingen gevoerd zijn. Als resultaat van dit
onderhoud heeft de oud-inspecteur nu het antwoord gegeven,
dat zoo juist door den wethouder is voorgelezen.
Wethouder Endendijk zegt dat hij bij dit onderhoud het
geheele dossier aan den oud- inspecteur heeft overgelegdom
dat deze zich uit den aard der zaak niet alles meer kon herin
neren. De oud-inspecteur zei, na inzage der stukken, dat de
zaak zoo helder was als glas. Spreker,die inmiddels op daar+oe
door