25 Augustus 1951 185.
Kraaijenbrink veel werk verricht ten aanzien van de bestrij
ding van de verschillende plantenziekten, terwijl hij voorts
de kweekerij oordeelkundig en productief heeft gemaakt, het
geen een groot voordeel voer de gemeente is. Deze dingen ver
dienen waardeering, en zijn ook voor de toekomst van belang.
Naar Sprekers oordeel moet men voorts ook wel degelijk op de
toekomst letten; ook andere plaatsen worden verfraaid.Zulks
moet ook hier geschieden zonder hooge kosten. Alles in aan
merking genomen, meent Spreker, dat men in deze gemeente
iemand noodig heeft, die de lijnen kan aangeven. De heer
Kraaijenbrink mag geen Copijn zijn, doch hij is wel iemand
van beteekenis op het gebied van den tuinbouw. De gemeente
Bussum geeft, zooals in de vorige vergadering naar voren is
gebracht, een bedrag van 150,= voor het verstrekken van
adviezen, doch men moet niet uit het oog verliezen, dat die
gemeente toch een bedrag van 60*000,op de begrooting
uittrekt voor onderhoud der plantsoenen. In Zeist en Bussum
heeft men vast deskundig personeel, zulks is in Soest niet
het geval, zoodat men behoefte aan een deskundig man heeft.
Spreker wil er vervolgens op w.i jzen, dat het Staatsbosehbe-
heer een rapport omtrent het gemeentelijk bezit heeft uitge
bracht, welk rapport zeer lezenswaard is. Uit dit rapport
blijkt o.nudat het gemeentebezit 5>6 H.A. beslaat, waarvan
löéi" H.A.dennenbosch, terwijl de gemeente 40 K.M. beplante
wegen en verschillende plantsoenen heeft. Het is dan ook nood
zakelijk dat het werk, verbonden aan een goede behandeling der
beplanting, wordt opgedragen aan een verantwoordelijk persoon,
te nemen, waaruit HL ijkt dat een groot gemeentebelang in het
spel is.
De heer Busch merkt op dat Wethouder Endendijk gezegd
heeft, dat het hem bevreemdde, dat Spreker zich van stemming
had onthouden, en dat hij verzocht had aan den heer Endendijk
een definitie omtrent dit voorstel te geven. Naar aanleiding
daarvan wil Spreker allereerst opmerken, dat hij alleen aan
hangig heeft gemaakt de splitsing tusschen het leveren en het
verstrekken van adviezen, daar, zooals reeds in de vorige ver
gadering door hem is betoogd, hier sprake was van een onge—
zonden toestand. Spreker heeft dus niet het adviseurschap aan
hangig gemaakt; alleen moesten de leveranties en de adviezen
naar zijn oordeel van elkaar gescheiden worden, daar de prij
zen der adviezen verdisconteerd waren in de prijzen der leve
ranties» Om nu te kunnen oordeelen over de bezoldiging, ver
bonden aan het voorgestelde adviseurschapvond Spreker het
noodig dat door Wethouder Endendijk eene definitie werd gegeven,
daar deze in deze aangelegenheid het meest deskundig is. Spre
ker zegt vervolgens, dat hij zijn houding reeds heeft bepaald.
Spreker gevoelt de noodzakelijkheid van het hebben van een ad
viseur op grond van de omstandigheid, dat hier ongeschoold per
soneel is. Spreker geeft echter de voorkeur aan een tuinbaas
mét een tuinbouwdiploma, die zelf ook medewerkt en tevens ad
viezen geeft. Spreker vraagt verder nadere inlichtingen omtrent
de bedoeling van het adviseurschap. Is dit adviseurschap van
blijvenden aard, zoodat dus een ambtenaarspositie ontstaat,of
wordt dit voorstel gedaan omdat men op dit oogenblik niet an
ders kan, zoodat het adviseurschap dus van tijdelijken aard is?
Spreker, die een vaste aanstelling vreest, wijst erop, dat
toch reeds meerdere personen op gelijke wijze bij de gemeente