- 31 October 1931 237.
Sprekers oordeel moet men niet de menschen uit andere gemeenten
naar Soest trekken. Spreker wil dus de vroegere bepaling van "twee"
jaren handhaven. In bijzondere omstandigheden kunnen B. en W. toch
immers van die bepaling afwijken. Spreker, die voorts geconsta
teerd heeft, dat wijziging gebracht is in het loon der verzekerde
en der niet-verzekerde kostgangers, zegt, dat hij daartegen geen
bezwaren heeft, daar het eindbedrag toch gelijk is als het vorig
jaar. Alleen is de werktijd nu korter. Spreker zegt dat hij wel
bezwaren heeft tegen de bepaling van artikel 16 letter b, daar
het hier niet geheel een eisch van noodzakelijkheid is.. Er zijn
bij de R •K. ongehuwden, die uit de werkloozenkas een uitkeering
van 10,= trekken, en deze krijgen dan daarop nog een bijslag
van 1/5 gedeelte.
De heer Bleeker merkt op, dat de kasuitkeering hoogstens
9,= bedraagt, waarbij koïnt een bijslag van 1,80,alzoo tezamen
10,80.
De heer Endendijk is van oordeel, dat men de zaak niet te
sterk moet opvoeren. Yoor de ongehuwden behoeft men niet de groot
ste zorg te hebben. Spreker amendeert sub b van art.16 in dier
voege, dat men hier niet hooger komt dan tot een maximum van
10,= voor kasuitkeering en bijslag tezamen.
De heer Bleeker wil naar aanleiding van her gezegde van
den heer Endendijk opmerken, dat in. het reglement van iedere ge
meente een tijdsbepaling staat, en deze dient naar Sprekers oor
deel zoodanig te worden gesteld, dat men de menschen zoo weinig
mogelijk uitsluit van de werkverschaffing»
Spreker merkt den heer Endendijk op, dat, wanneer iemand uit SaesiL_
gaat verhuizen naar elders, de gemeente Soest hem ook niet gedu
rende 2 jaren nog steun toekent. Wanneer alle gemeenten dus geen
behoorlijke bepalingen stellen, zou men een ieder uitsluiten van
de werkverschaffing. Spreker zag liever, dat een termijn van één
jaar was bepaald, waartoe hij ook het voorstel in de commissie
gedaan had. Spreker vraagt den heer Endendijk of deze het
vorig jaar tijdens zijn voorzitterschap der betrokken commissie
ook menschen heeft geplaatst, die minder dan twee jaren in de ge
meente woonden, en wel op grond van de bepaling dat B. en W,
in bijzondere gevallen van de bepalingen genoemd in art.2 lid T
kunnen afwijken.
De heer Endendijk zegt dat dit meermalen voorgekomen is.
De heer Bleeker zegt voorts naar aanleiding van het voor
stel van den heer Endendijk om art.16 sub b te wijzigen, dat,
wanneer men in aanmerking neemt, dat een vrijgezel soms 10,=
kostgeld per week moet betalen, het niet aangaat om aan de in het
reglement voorgestelde uitkeeringen te tornen.Waar de kasuitkee
ring hoogstens 9,= bedraagt, komt men dus tot een bijslag van
1,80, alzoo tezamen 10,80, zoodat men aan die 0,80 boven het
door den heer Endendijk vastgestelde maximum van 10,=, niet
moet pingelen. Spreker zegt vervolgens dat er bij de behandeling
van het reglement twee stroomingen waren; in de commissie zaten
n.1. 3 leden, die het vorig jaar ook in de commissie zaten,ter-
wijl er twee nieuwe leden waren. De oude leden hebben verbetering
niet noodig geacht, terwijl de nieuwe leden wel op verbetering
hebben aangedrongen. Spreker stelt thans ook, mede namens Mej.
Funke voor art.2 sub b,c,en d, zoodanig te wijzigen, dat de