11 November 1951 265*
behoeve van den groothandelHet gemeentebestuur is in deze
gedekt door het rapport der Benzineoommissie, en daarom wil
Spreker in dit geval niet afwijken van dat rapport.
De heer Busch zegt dat het hem frappeert dat B. en Wmet
twee voorstellen zijn gekomen, B* en I. zijn met de samenstel
ling daarvan wel erg slaperig geweest.- Wat door den heer Enden
dijk gezegd is, is juist.. Indertijd heeft men van het rapport
der Benzinecommissie afgeweken, doch waar geen bezwaar is de
inrichting toe re staan bij spoorwegemplacementen, en deze
tank noodig zijn voor de uitoefening van het bedrijf, is
Spreker ervoor de benoodigde ontheffing te verleenen. Het
frappeert Spreker dat B. en W„ voorstellen afwijzend te be
schikken, daar deze houding nergens op steunt. Spreker wijst
er vervolgens op, dat ook in andere gemeenten groote voorraden
benzine aanwezig zijn nabij spoorweg-emplacementen. In Hilver
sum is b.v. een hoeveelheid van 50 000 L. opgeslagen nabij de
Gasfabriek en op het spoorweg-emplacement. Voorts deelt Spre
ker mede dat groote hoeveelheden zijn opgeslagen te Leiden
nabij het ziekenhuis, te Utrecht en te Amersfoort, terwijl te
Amsterdam in de rietlanden zelfs een hoeveelheid van 100.000 L.
is opgeslagen. Als in deze plaatsen zulke groote hoeveelheden
worden toegestaan, kan er geen bezwaar zijn om nok hier de
gevraagde ontheffing te verleenen. Spreker begrijpt dan ook
niet dat B. en W. zoo eigenwijs geweest zijn om zich op het
standpunt te plaatsen dat geen groote hoeveelheden mogen wor
den toegelaten. Spreker, die dejwerkzaamheden van de zijde der
Brandweer zeer waardeert, weet niet of deze hierin geadviseerd'
heeft, maar het komt hem voor dat men dan eerst beter naar an
dere brandgevaarlijke toestanden kan kijken. Spreker stelt den
Raad voor unaniem te besluiten tot inwilliging van het verzoek
der O.B.I.M.
De Voorzitter merkt den heer Busch op, dat hij gaarne
deze eigenwijsheid op zich wil nemen. Spreker zegt, dat de -
Behzinecommissie inderdaad regelen heefc gegeven met betrek
king tot de oprichting van benzineopslagplaatsen, en in het
rapport der Commissie wordt ook gezegd, dat er geen bezwaren
zijn deze op te richten nabij spoorweg-emplacementen. Doch bij
B. en W, heeft een andere questie voorgezeten. Zij hebben de
vraag onder oogen gezien, waar is de benzinebewaarplaats, n.1.
binnen of buiten de bebouwde kom- De thans bedoelde bewaar
plaats ligt in de bebouwde kom, en met het oog op de veilig
heid achten B. en W. het niet gewenscht meerdere hoeveelheden
toe te laten. Wanneer de Raad dus anders wil, dan moet deze
ook de verantwoordelijkheid van zijn besluit dragen.
De heer Grootewal vraagt of B. en W. nu zoo'n groot be
zwaar hebben dat er een hoeveelheid van 20.000 L. bijkomt.
Het gevaar kan naar Sprekers oordeel niet grooter worden door
deze 20.000 Liter. Als er werkelijk bezwaren tegen de op
richting van dergelijke be w/aarplaatsen waren, dan zouden er
toch zeer zeker wettelijke bepalingen dienaangaande komen.
Ook in andere gemeenten, waar grootere hoeveelheden zijn opge
slagen, heeft men geen bezwaren. Spreker acht meer gevaar aan
wezig bij 2000 L. boven den grond, dan bij 20.000 L. onder den
grond. Bovendien is bij de inrichting der O.B.I.M. de grond-