2 Februari 1931 r- 15»
De Voorzitter zegt daar nietsop tegen te hebben.
De heer Grootewal verzoekt den Voorzitter dan de door de
Financieele Commissie gevraagde berekeningen over te leggen»
Het punt wordt hierna van de agenda afgevoerd»
24.B0UWP0LITIE. VERORDENINGEN (1e afd. no. 1774).
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der
Bouwverordening.
Voorgesteld wordt in art. 14 sub V der Bouwverordening
achter het woord "Torenstraat" in te lasschen de woorden:
"het gedeelte der Soesterbergschestraat vanaf de Eikenlaan tot
en met het perceel, kad. bekend gemeente Soest in Sectie H.no.
2127, gelegen aan de Westelijke zijde der Kerkstraat
De heer Busch zegt dat het hem verwondert, dat thans
slechts een enkele wijziging voorgesteld wordt. Spreker hoopt
dat zoo spoedig mogelijk een nieuwe Bouwverordening zal ver
schijnen, welke dan in een eerstvolgende vergadering kan wor
den behandeld. Waar in deze verordening strafbepalingen zullen
voorkomen, acht Spreker het gewenscht dat die verordening in
de Wetgevende Commissie wordt behandeld. Zulks behoort ook te
geschieden met Belastingverordeningen, indien daarin strafbe
palingen voorkomen.
De Voorzitter zegt toe dat de nieuwe Bouwverordening zoo
spoedig mogelijk door de Wetgevende Commissie in behandeling
zal worden genomen. Spreker vraagt of men ook bezwaren heeft
tegen de thans aangeboden partieele wijziging.
De heer Busch vraagt hoe het staat met het bouwplan van
den heer Jac. van Klooster.
Wethouder Koenders zegt dat dit plan niet onder de "win
kelstraatbebouwing" valt, zoodat de verordening niet op het
perceel van den heer van Klooster toepasselijk is. Aan van
Klooster is oen ontheffing voor aaneengesloten bouw verleend
krachtens art.15 der Bouwverordening.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna het aangeb oden
besluit tot wijziging der Bouwverordening vastgesteld.
25•HINDERWET 1e afd. nr. 1825).
De Voorzitter brengt hierna in behandeling het door Jac.
Willig ingegonden adres, inhoudende de mededeeling dat hij in
beroep is gegaan van de beslissihg van Burgemeester en Wethou
ders inzake weigering van de door hem aangevraagde vergunning
ingevolge de Hinderwet tot uitbreiding van zijne benzinepomp-
installatie aan de Steenhofstraat, en verzoekende hem, alsnog
vergunning tot de plaatsing van een tank met een inhoud van
20.000 liter te verleenen. Spreker merkt op dat volgens de
door den Raad op 30 December 1930 vastgestelde verordening in
de kom der gemeente geen benzinetanks met een grooter inhoud
van 6.000 Liter aanwezig mogen zijn, tenzij de Raad dispensa
tie van die bepaling verleent. Ook volgens het rapport der
Rijksbenzinecommissie wordt het wenschelijk geacht in d e be
bouwde kom geen benzinetanks aanwezig te hebben met een groo—
ter inhoud van 6.000 Liter, tenzij een dergelijke tank be
drijf s— technisch noodzakelijk is. of het reservoir onmiddel
lijk uit spoorwagens of uit vaartuigen kan worden gevuld.
De heer Busch wenscht allereerst de aandacht erop te
vestigen dat Willig op 12 Nov.1930 vergunning gevraagd heeft
tot plaatsing van een tank met een inhoud van 20.000 Liter,
terwijl hij eerst op 28 Januari 1931 een afwijzende beschik
king ontving, welke gedateerd was op 20 Januari 1931. Voor
deze