23 December 1931 319»
het beoogde doel 600,= beschikbaar te stellen, wijst op het
bepaalde van art.29 der Armenwet, tengevolge waarvan elk ge
val afzonderlijk moet worden bekeken. Een Kerstgave aan alle
werkloozen bij de werkverschaffing zou enkel mogelijk zijn,
wanneer zulks was opgenomen in een reglement, dat de goedkeu
ring van den Minister heeft verkregen. Spreker deelt tenslotte
mede, dat het Burgerlijk Armbestuur de uitkeeringen zal doen in
de week tusschen Kerstmis en Nieuwjaar.
De heer Busch is van oordeel dat men - medegelezen een
door den heer Gasille hem verstrekt krantenuitknipsel - voor de
bezwaren van den Minister zal moeten bezwijken. Spreker wijst
er evenwel op, dat uitdrukkingen als "in aanmerking komen" en
"noodig hebben" zeer rekbaar zijn en zou het beter vinden,wan
neer de regeling tot alle tewerkgestelden werd uitgestrekt.
Voorts betreurt Spreker het, dat de uitkeering eerst na Kerst
mis zal geschieden.
De Voorzitter antwoordt op dit laatste, dat het een fout
van de adresseerende vereeniging is geweest, om het verzoek
zoo laat in te dienen.
De heer Bleeker bepleit ook, om aan alle tewerkgestelden
de Kerstuitgave te verstrekken en wijst er daarbij op, dat in
de Commissie van Werkverschaffing reeds alle gevallen onder
zocht zijn en hoe nauwkeurig zulks is geschied.
Nadat de heer Busch er op gewezen heeft, dat in de vorige
raadsvergadering over deze aangelegenheid reeds is gediscussi
eerd, en hoe zonderling het is om eerst na Kerstmis met een
Kerstgave te komen, merkt de Voorzitter nogmaals op, dat het in
strijd met de wet is, om de uitkeering te verbinden aan de
werkverschaffing. Men kan het Burgerlijk Armbestuur dan ook
niet dwingen, doch alleen verzoeken.
De heer Busch maakt van deze gelegenheid gebruik om te
wijzen op het groote belang van het Crisiscomité, waaronder
vele stille armen als kleine rentetrekkers vallen. Spreker,
die voorstelt, om voor het crisiscomité ter plaatse een bedrag
van 500,= beschikbaar te stellen, dringt er bij den Voorzitter
op aan in deze aangelegenheid ten spoedigste zijn steun te ver-
leenen*
De Voorzitter merkt op, dat de 600,= in kwestie niet
alleen voor werkloozen bestemd behoeft te worden. Daarnaast
staat de arbeid van het Crisiscomité. In dit verband wijst
Spreker er op, dat men om een uitkeering van het crisiscomité
te verkrijgen, zal moeten bewijzen, dat de ontstane moeilijk
heden het gevolg zijn van de crisis.
De heer Endendijk vindt het in dit geval niet erg om ter
wille van het goede doel eenigszins informeel te zijn en zou
daarom het Burgerlijk Armbestuur willen verzoeken om aan alle te
werkgestelden een uitkeering te verstrekken.
Wethouder Lodeesen brengt onder de aandacht, dat oor
spronkelijk bedoeld is enkel een uitkeering voor de menschen
bij de werkverschaffing, doch dat de Provinciale Griffie heeft
gewezen op de bezwaren van art. 29 der Armenwet. Spreker wijst
er voorts op, dat de menschen, die bij Openbare Werken zijn
geplaatst, formeel niet bij de werkverschaffing behooren.
Stelt dus het Burgerlijk Armbestuur zich op het standpunt,
dat de Kerstuitkeering zal worden verstrekt aan hen, die daar—