25 December 1951 521. 276«TRAMWEGEN.(1e afd. no.1958). Behandeling van het schrijven van den Inspecteur Generaal der Spoor- en Tramwegen dd. 24 September 1951> no. 227/0 67.Afd. II inzake de snelheid van de tram te Soesterberg. De heer Grootewal is met het schrijven van den Inspecteur Generaal niet tevreden en wijst er op, dat art.7 lid 2 der lo caal Spoor- en Tramwegwet het voor de gemeenten mogelijk maakt om bij bijzondere omstandigheden van plaatselijken aard omtrent den dienst in het gebruik van tramwegen voorschriften te maken, welke de goedkeuring van de Kroon behoeven. Spreker leest hierbij voor een gedeelte uit de Memcrie van Toelichting, waaruit blijkt dat bedoelde voorschriften mogelijk zijn tot het verkrij gen van veiligheidsmaatregelen uitsluitend door plaatselijke om standigheden geboden, zooals b.v. het op gevaarlijke punten doen voorafgaan van den diensttrein door een man met een bel of met een vlag. Volgens Spreker zijn voldoende motieven aanwezig om tot vaststelling van dergelijke voorschriften over te gaan.Ge noemd werden in dit verband de gladheid van den weg, het slip gevaar, het drukke verkeer en de gevaarlijke kruispunten bij het Zwaantje en iets voorbij Huis ten Halve. Spreker die voorts nog wijst op het bepaalde bij de artt. 7 en 56 van het Tramwegreglement geeft in overweging om de uiterste stappen te doen, teneinde het tramwegverkeer te Soesterberg in betere banen te leiden. Wethouder Lodeesen voelt veel voor veilig verkeer, doch be twijfelt of het doen voorafgaan van een beambte praktisch veel zal uitwerken. Spreker vermoedt, dat deze beambte veelal er naast in plaats van vooruit zal loopen. Volgens Spreker is het de hoofdzaak, dat langzaam wordt gereden. De heer Grootewal antwoordt, dat als iemand voor de tram zal loopen, vanzelf de snelheid van de tram zal worden beperkt. Spreker stelt nogmaals voor het uiterste te doen. De Voorzitter wil gaarne nog eens een poging doen, doch verwacht daarvan, gezien de houding van den Inspecteur Generaal weinig heil. Spreker stelt voor om deze aangelegenheid te be handelen in de Wetgevende commissie, aangezien deze zaak thans niet op eens kan worden overzien. Nadat Spreker heeft toege zegd om zoomogelijk het uiterste te doen om de beperking van de snelheid der tram te verkrijgen, wordt deze aangelegenheid zonder hoofdelijke stemming naar de Wetgevende commissie ver wezen. 277.EIGENDOMMET.(1e Afd. no. 2169). De Voorzitter deelt daarop mede, dat in verband met bezwa ren van den heer van Nes, de verkoop van het tusschen de Beetz- laan en de Nieuwstraat gelegen perceel sectie H.no. 1944 aan D.van den Broek, slechts voor een gedeelte van ongeveer 600 M2 zal kunnen doorgaan. Spreker wijst er op, dat de heer van Nes over het bewuste perceel een weg loopende van de Beetzlaan naar de Nieuwstraat heeft geprojecteerd en laat een daarop betrekking hebbende teekening aan de Raadsleden zien. Spreker vestigt er de aandacht op, dat van den Broek bereid is in deze de noodt ge medewerking te verleenen, mits hem bij verkoop van het over blijvende gedeelte van het perceel H no. 1944 -met uitzondering van den grond voor wegaanleg bestemd - tegen den zelfden prijs-, als in het raadsbesluit van 5 October j.1. genoemd - en dus te-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1931 | | pagina 678