24 Juni 1952 92. de zeer moeilijke tijdsomstandigheden, laten rusten tot het volgend jaar. De heer Busch sluit zich bij het gezegde van den heer Grootewal aan. De Voorzitter zegt dat het college van B. en W. de moei lijkheden der Saraiscommissie onderschrijft. Daarom zijn B. en W. het met de Commissie eens. Het college zou wel gaarne zien dat de Commissie niet ontbonden werd verklaard, doch dat zij onderzoekt of de tegenwoordige economische factoren van tijde- lijken of van langdurigen aard zijn. Komt de commissie tot de conclusie dat die factoren van langdurigen aard zijn, dan dient te worden nagegaan of de tegenwoordige salarisregelingen moeten worden gehandhaafd. Spreker wil dus aan de Commissie opdracht geven na te gaan of de economische factoren dusdanig zijn dat men kan spreken van een langdurige of tijdelijke daling van ö»e z.g. indexcijfers, om te kunnen beoordeelen of verlaging der salarissen noodig is. Een zekere korting acht Spreker niet voldoende. Het is dus noodig te onderzoeken of in verband met de tijdsomstandigheden de loonen al dan niet gehandhaafd kun nen worden, waarbij zich gevallen zullen voordoen dat voor de eene betrekking een grootere ver^ging zal moeten plaats hebben dan voor de andere. Komt de commissie tot de conclusie om de salarissen te verlagen, dan behoort daartoe te worden overge gaan. De heer Gasille gelooft dat de Voorzitter zich op een verkeerd standpunt plaatst. Juist al die tijdelijke verla gingen zijn gebaseerd op hoop dat de inzinking van tijdelijken aard zal zijn. Daarom is Spreker, die voor toekenning van behoorlijke salarissen is, ervoor om zoonoodig een tijdelijke korting toe te passen. Waar niemand de toekomst weet, meent Spreker dat de opdracht van den Voorzitter niet uit te voeren is. Is verlaging noodig dan wil Spreker dus een tijdelijke korting invoeren. De Voorzitter merkt op, dat tot die conclusie ook de Salariscommissie kan komen. Komt er een lagere levensbasis, dan kunnen ook de loonen verlaagd worden. Daarom dient de commissie ook uitspraak te doen of een korting al dan niet gelijkmatig moet plaats hebben. De heer Grootewal betoogt nog eens dat de Commissie van oordeel was, dat het geen tijd is om over te gaan tot salaris- verhooging. De Commissie weet ook niet of verlaging noodig is, zoodat zij wil wachten tot de begrooting 1953 om diep ingrij pende veranderingen aan te brengen. Elke verhooging zal dus voorloopig achterwege moeten worden gelaten. De heer Endendijk zegt dat hij erop gewezen heeft,dat het noodzakelijk is,rechtvaardig te zijnjom dan te kunnen handelen. Zulks geldt ook bij de beoordeeling of men zal ver- hoogen of verlagen. Spreker is het met den heer Gasille eens, dat men de zaak als een tijdelijk karakter moet bezien, doch men moet eerst de salarisnormen gelijk maken. Voorts merkt Spreker nog op, dat de heer Grootewal als lid eener andere commissie steeds zeer waardeerend heeft gesproken over een bepaald bedrijf. Men moet zich hier plaatsen op een standpunt van wat recht is. De heer Mineur komt ter vergadering.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1932 | | pagina 184