28 September 1932 148. De heer Busch wenscht wijziging der Bouwverordening, zoo als zoo straks door hem naar voren is gebracht. De Baad heeft dan niets meer te maken met het adres van den heer Hartemink. De Voorzitter merkt op dat het hier alleen gaat om het adres van den heer Hartemink, waarop beslist moet worden, en wel in afwijzenden zin, daar de verordening het verleenen van ontheffing niet toelaat. Een wijziging der Bouwverordening is thans niet aan de orde, en is bovendien niet behoorlijk voor bereid. De heer Busch wil de verordening reeds nu wijzigen, zoodat dan meteen een beslissing is genomen op het adres van den heer Hartemink. De Voorzitter zegt andermaal dat dit thans niet mogelijk is. De gevraagde ontheffing zal nu geweigerd moeten worden. Het voorstel van B. en W. om afwijzend op het adres te be schikken, wordt in stemming gebracht en aangenomen met 8 tegen 6 stemmen. Tegen stemden de heeren Grootewal, HornsveldBusch, van den Breemer, van Klooster en de Kies. De heer Busch deelt hierna mede, dat hij nu voor de volgen de vergadering een voorstel zal indienen tot wijziging der Bouw verordening, zooals reeds door hem is besproken. De Voorzitter zegt dat dit voorstel dan in de volgende ver gadering behandeld kan worden. 135-DADING. (1e afd.no.952). Vaststelling van een besluit tot het treffen eener dading met W.A.Hilhorst De heer Gasille zegt, dat de heer Hilhorst hem een en ander over deze zaak heeft medegedeeld, en dat deze niet accoord gaat met het besluit tot het treffen der dading voorzoover de bepa ling sub b_ betreft. Deze voorwaarde, dat hij niets meer van de gemeente te vorderen heeft, wenscht de heer Hilhorst niet te accepteeren. De heer Hilhorst voelt zich nog bezwaard op andere gronden en daarom wil hij het door hem ten onrechte betaalde nog terugvorderen. Spreker zegt dat Hilhorst niet door de ge meente is behandeld zooals behoort. Spreker heeft niet alle stukken, en ook niet de kwitanties van storting kunnen zien, zoodat hij zich geen juist oordeel omtrent deze zaak kan vormen. Waar de desbetreffende stukken bij den advocaat van de tegenpar tij zijn, heeft Spreker aan den Secretaris inzage gevraagd van het besluit tot instelling van het Wegenfonds. Dit fonds is in gesteld bij Eaadsbesluit van 6 Mei 1924, terwijl de verordening op dit fonds eerst vastgesteld is op $0 Juni 1924. De heer Hil horst heeft evenwel op 9 April 1924 betaald, dus reeds een maand vóórdat het fonds bestond. In verband hiermede wenscht Hilhorst in verzet te komen, en wil hij van zijn rechten om op dien grond de gestorte gelden terug te vorderen, geen afstand doen. De in het ontwerp-besluit bedoelde rechtzaak zal beëindigd worden, en Hilhorst wil de kosten van de procedure storten, doch hij wenscht de voorwaarde sub b_ van het besluit niet te aanvaarden. Wanneer het besluit aangenomen wordt, zooals het thans luidt, zal het effect nihil zijn, daar de heer Hilhorst dan weigert te teekenen. Spreker verzoekt mitsdien nader onderzoek en overleg mEt den be langhebbende. De heer Grootewal merkt op dat de heer Gasille eigenlijk optreedt als verdediger voor den heer Hilhorst. Hier wordt den raad v

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1932 | | pagina 296