52.
Schilderspatroons bij het aanbesteden van werkzaamheden niet te
passeeren.
Burgemeester en Wethouders stellen voor hün College te
machtigen aan de adresseerende vereemging in antwoord op haar
adres te berichten, dat in verband met de werkverschaffing en
de daaraan verbonden voorwaarden ter verkrijging van Rijkssub
sidie, sommige werkzaamheden in eigen beheer moeten worden uit
gevoerd, doch dat voor het doen van leveranties als verf en
glas, rekening zal worden gehouden met de belangen der schil
derspatroons, en dat voorts zooveel mogelijk aan de wenschen
der vereeniging zal worden tegemoet gekomen.
De heer Nooder vraagt of de schilders hiermede genoegen
nemen, daar zij toch iets anders hebben gevraagd dan de leve
rantie van verf.
De Voorzitter zegt dat een andere regeling niet mogelijk
is
De heer Nooder merkt op dat de S.D.A.P.'ers in den Raad
toch de voldoening hebben dat zij tegen het aanvaarden van de
Rijkssubsidie voor de werkverschaffing hebben gestemd, terwijl
zij dan ook volkomen hebben gehandeld in den geest der schil
derspatroons
De Voorzitter zegt dat aanvaarding der Rijkssubsidie nood
zakelijk was.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt hierna
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
48.VERORDENINGEN. (1e Afd.no2175/2555
Vaststelling van een besluit tot wijziging der Algemeene
Politie-verordening voor deze gemeente.
Volgens dit besluit wordt voorgesteld een bepaling op te
nemen tegen het verspreiden van stank (art.29a) en voorts eeni-
ge bepalingen betreffende het parkeeren (artt.102a t/m 102f).
De heer Busch vindt deze wijzigingen zoo absurd dat hij er
weinig over wil zeggen. Omdat het voorstel zoo bespottelijk: is
wil Spreker het maar weer dadelijk renvoyeeren naar B. en Y/.en
de betrokken commissie, temeer waar het eerst dezer dagen aan
de Raadsleden is toegezonden, waardoor een behoorlijke behande
ling niet mogelijk is.
De heer Endendijk, die toegeeft dat het voorstel eerst
dezer dagen aan de leden is toegezonden, zegt dat hij als lid
der Wetgevende Commissie deze zaak reeds eerder als zoodanig
heeft behandeld. Spreker heeft wel bezwaren tegen art.1, daar
deze bepaling voor vele menschen bezwaarlijk is. Men woont hier
in een tuindorp, zoodat de bepaling in den voorgestelden vorm
een belemmering is voor hen, die er een tuintje op na houden.
Daarom wil Spreker een wijziging in dit artikel aanbrengen.
Overigens is Spreker het wel met den gedachtengang van dit ar
tikel eens.
De heer van den Berg wijst erop dat, wanneer het artikel
zoo aangenomen wordt, een vloed van ontheffings-aanvragen zal
binnenkomen. Voor de landbouwende bevolking is de bepaling van
art.1 niet toe te passen. In dit verband vraagt Spreker of
B. en W. zich ten aanzien van de landbouwbedrijven een aparte
regeling hebben ingedacht. Wanneer men de ontheffingen op
groote schaal gaat verleenen, waaraan niet te ontkomen is,
blijft er van het artikel niet veel over.
De heer de Bruijn, die opmerkt dat hij de verordening
eerst