87. een betonwegdek, en die van verbetering van het rijwiel- en wan delpad worden geraamd op 94.153,75. Aangezien een dergelijke buitengewone uitgave voor de gemeente ernstige financieele bezwaien zou meebrengen, meenen B. en vv'thans nog niet een crediet-aanvra- ge voor deze wegverbetering te mogen indienen, doch stellen zij voor eerst pogingen aan te wenden tot het verkrijgen eener subsi die van de provincie Utrecht tot een derde van het bedrag van het beloop der som, welke het voor verbetering in aanmerking komende weggedeelte na voltooiing zal blijken te hebben gekost, zulks overeenkomstig de voorschriften, vastgesteld bij besluit van de Staten van Utrecht van 28 Nov.1865, Provinciaal-blad no.35 van 1866). Een ontwerp-adres bieden B. en W. ter vaststelling aan. De heer Gasille brengt ter sprake het oude plan van den heer van den Breemer tot afgraving van de Bult. Spreker is voor gedeel telijke afgraving, dus verlaging van de Bult. Men zal dan een he tere verbinding tusschen Soest en Soesterberg verkrijgen, terwijl de uitvoering van het werk een prachtig object is voor de werk verschaffing. Men geeft dan werkgelegenheid aan een groot aantal arbeiders De heer Stroband sluit zich aan bij de woorden van den heer Gasille. Spreker vraagt voorts of het niet mogelijk is uitkeering te verkrijgen uit het 60-millioenplan der Eegeering. De Voorzitter zegt dat B. en W. zich te dezer zake reeds tot den Minister hebben gewend. De heer Grootewal wijst er op dat voor jaren terug de Bult een bezwaar was, doch nu is de buitengewone interesse voor afgra ving verminderd. Het hedendaagsche verkeer heeft weinig hinder van deze hoogte. Spreker merkt voorts op dat tusschen Ehenen en Arnhem nog wel grootere bulten zijn. Aan eene afgraving zijn buitengewoon veel kosten verbonden, wanneer men bedenkt dat het hoogste punt 24,50 M. gelegen is boven den spoorwegovergang. Wanneer men nu zou uitrekenen hoeveel kubieke Meters grond uitgegraven moeten worden, zou men al spoedig tot de conclusie komen dat het niet doenlijk is dit werk bij wijze van werkverschaffing te doen uitvoeren.Men zou dan misschien wel 100 jaar met dit werk bezig zijn. Spreker begrijpt niet dat de heer Gasille thans zoo pleit voor de uitvoe ring van dit werk en dan in werkverschaffing. Wanneer men werk verschaffingsobjecten wil hebben, zijn er nog wel andere aan te wijzen. Spreker zegt vervolgens dat 3 kostenberekeningen zijn op gemaakt met betrekking tot een afgraving. Een afgraving van 7 M. kost 190.000,=,van 4 M. 160.000,= en van 2 M. 120.000,=. Spreker meent dat een plan tot afgraving niet tot stand moet ko men, en dat men deze aangelegenheid ernstig onder oogen moet zien. De heer Nooder acht het de eenige oplossing dat het rijwiel-* pad zoodanig wordt aangelegd dat men niet behoeft te klimmen. De heer Posthumus-Meijes wil den benoodigden grond wel afstaan voor denzelfden prijs waarvoor hij destijds den grond heeft gekocht, en men kan dan ter plaatse het pad aanleggen in een te graven ra vijn. Het is van het grootste belang, ook voor het natuurbaddat het rijwielpad aldus wordt aangelegd. De heer van den Breemer blijft er steeds voor om de Bult uit te graven en daarna over te gaan tot den wegaanleg. Spreker kan zich dan ook vereenigen met het gezegde van de heeren Gasille en Stroband. De heer van Duren

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1934 | | pagina 174