179.
principe-uitspraak.
Be heer van den Berg zegt dat een leek zijne conclusies
kan trekken uit de zinsnede, welke de heer Endendijk gaarne
geschrapt zag.
•oe heer Mulder zegt zich zeer goed te kunne n vereenigen
met het voorstel van B. en v. om te besluiten tot een éénhoofdige
leiding. Spreker kan zich echter thans nog niet vereenigen met
de vaststelling van het salaris. B. en en de salariscommissie
zouden vóór 1 September a.s. met een salarisherziening voor het
personeel komen, en dan is het een groote vraag of het thans
voor den Directeur voorgestelde salaris wel zal passen in die
regeling. Spreker wil thans de vaststelling van het salaris ach
terwege laten.
De Voorzitter wijst er nogmaals op dat oj^IO April j.1.
reeds besloten was tot de instelling van een éénhoofdige leiding,
en dat thans het salaris vastgesteld moet worden voor het doen
eener oproeping van sollicitanten.
De heer Mulder merkt hierna nog op dat de salariscommissie
niet is gehoord omtrent het voorgestelde salaris.
De heer Grootewal zegt dat de vaststelling van dit salaris
niets heeft te maken met de herziening der salarisnormen van het
gemeentepersoneel. Men moet hier als Directeur hebben een eerste
klas persoon met een behoorlijk salaris. Men stelt nu afgeschei
den van de salarissen van het overige personeel een salaris vast
in verband met de prestaties, welke men verlangt van een Direc
teur.
De heer Mulder constateert dat men dus nu een Directeur
gaat benoemen op een salaris, hetwelk losstaat van de normen,
voorkomende in het rapport der Commissie Schouten. Zulks blijft
Spreker onjuist vinden.
De heer de üruijn vraagt waarom de financieele Commissie
een hooger salaris wenscht.
De Voorzitter zegt dat dit meer perspectief voor den be
trokken persoon geeft, terwijl rekening is gehouden met rege
lingen in andere gemeenten voor soortgelijke functionnarissen.
De heer Mulder wijst er nog op dat een Ingenieur bij den
Rijkswaterstaat in de eerste klasse maar kan komen tot een maxi
mum van 5460,=.
De heer Nooder wenscht dat eerst ruggespraak met de betrok
ken hoofden van dienst wordt gehouden alvorens een beslissing
omtrent dit voorstel genomen wordt. Het gaat om de beweringen dat
de betrokkenen niet capabel zijn voor hun taak. De aanklachten
zijn wel bekend, doch niet de verdediging.
De Voorzitter wijst er nogmaals op dat de Raad op 10 April
j.1. eenstemmig in geheime vergadering heeft besloten de leiding
van beide diensten in één hand te doen zijn. Voorts zegt Spreker
dat de Raad op 23 Juli 1931 op voorstel van B. en W. heeft be
sloten twee hoofden van dienst te benoemen zoolang de noodzake
lijkheid niet blijkt, dat in die leiding in het belang van den
dienst wijziging moet worden gebracht. Deze noodzakelijkheid is
thans aanwezig, en daarom wordt nu een éénhoofdige leiding voor
gesteld. De rechtspositie der tegenwoordige hoofden van dienst
wordt later geregeld. Men zal nu het salaris moeten vaststellen
in verband met de oproeping van sollicitanten.
De heer Gasille dringt erop aan thans het voorstel van
B. en V,"in stemming te brengen.
Zonder