11 Ootober 1954 216. De heer Gasille is van oordeel dat er een vast plan moet zijn. De heer van Dmren meent dat de verlichting nog niet zoo slecht is, zoodat men thans niets moet doen in verband met den toestand der gemeente-financiën. De heer Stroband is van meening|dat waar thans in de gemeente een zeer bescheiden verlichting aanwezig is, men eerèt moet zor gen voor een bescheiden en voldoende verlichting voor de geheele gemeente, en dat dan eerst later overwogen kan worden het voorstel van B. en W« te aanvaarden om een verlichting aan te brengen.met een nieuw systeem, indien de tijden gunstiger zijn. De heer Nooder merkt op dat zoowel de Financieele Commissie als de Commissie Openbare Werken afwijzend staan tegenover het voorstel van B. en W. De Voorzitter zegt dat de Raad de verantwoordelijkheid zal hebben te dragen voor de vertraging in de totstandkoming van een betere straatverlichting. B. en W. nemen dus in deze geen enkele verantwoordelijkheid op zich. De gemeentenaren weten nu ook dat B. en Ween afdoende verlichting wenschen. De heer de Bruijn spreekt er zijn afkeuring over uit dat in het voorstel van B. en W. geen melding is gemaakt van de adviezen der commissie Openbare Werken en der Binancieele Commissie. Wan neer men zulks niet doet, dan kunnen de commissies beter hun advies achterwege laten. De Voorzitter zegt dat adviezen dier commissies bij de stukken waren gevoegd. Meestal is het voorstel van B. en W.,die toch een eigen standpunt kunnen innemen, gereed en wordt later het advies der betrokken oommissies ingewonnen, welke adviezen dan aan de desbetreffende stukken worden toegevoegd. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna het voorstel van B. en W. verworpen en het voorstel van den heer Grootewal aange nomen om B. en W. op te dragen plannen te ontwerpen vergezeld van een voorloopige kostenberekening betreffende een betere straatverlichting in de geheele gemeente. 256.MOTOR- EK RIJWIELWET 1e afd.no.965 en 4e afd.no.21/558). Voorstel van B. en W. inzake indeeling van wegen ingevolge artikel )6 van het Motor- en Rijwielreglement. De in de raadsvergadering van 15 Januari 1928 vastgestelde verordening regelende de indeeling van wegen is door allerlei omstandigheden, als door het in vooruitzicht zijn van een nieuw, inmiddels in werking getreden reglement nimmer uitgevoerd. Bur gemeester en Wethouders verzoeken den Raad thans onder intrek king van genoemde verordening over te gaan tot vaststelling van een nieuwe verordening, waarin tevens verschillende nieuwe wegen zijn opgenomen. Voorts verzoeken zij voor het plaatsen van de desbetreffende borden een crediet van 165,= toe te staan. De heer Gasille merkt op dat.in het ontwerp-besluit wegen vermeld staan, welke niet voorziSnV^an een afdoende verharding als bedoeld in dit besluit. Zoo is naar Sprekers inzicht de Zwar- teweg slechts van een voorloopige verharding voorzien. Voorts merkt Spreker op dat ren crediet van 165,= wordt aangevraagd voor het plaatsen der borden. Hierop is wel een besparing te verkrijgen door de borden aan te brengen op bestaande steunpunten, n.1. op een boom of op den kant van een huis. Nadat de Voorzitter heeft toegezegd dat met den wensch van den

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1934 | | pagina 432