31 October 1934248.
nader voorgeschreven 2k M.
De Voorzitter wijst op het raadsbesluit van 22 Februari 1932.
ter uitvoering waarvan een overeenkomst tot stand is gekomen De
Raad^bepaalde toen dat de open ruimte tot de zijerfafscheidingen
aan één de^zijden van het op te richten blok van 3 woningen ten
minste 3"è" M. en aan beide zijden gezamenlijk tenminste 8 M. moet
bedragen. Belanghebbende heeft deze voorwaarde aanvaard en is tot
den bouw overgegaan, zoodat beide partijen zich aan die overeen
komst dienen te houden, en er is geen enkele aanleiding om toe te
staan dat van dat besluit wordt afgeweken.
De heer de Bruijn zegt nogmaals dat een andere bouwonderne
mer wel op 2k M eïfefscheiding mocht bouwen, en wat den een gege
ven wordt, kan den ander niet geweigerd worden. Bovendien kan
de langs het perceel loopende zandweg niet bij het erf getrokken
worden, daar op dien weg een servituut aanwezig is.
De heer Gasille zegt dat indertijd aan belanghebbende ont
heffing is verleend onder een bepaalde voorwaarde. Door hem moet
nu aan den eenen kant van het bestaande blok huizen een erfaf-
scheiding inacht worden genomen van 4$ M., welke scheiding hij
nu bepaald wil zien op 3l M. Naar Sprekers meening moet dit niet
toegelaten worden.
De heer de Nies onderschrijft het betoog van den heer de
Bruijn.
De heer Endendijk meent dat er geen bezwaren tegen het ver
zoek kunnen zijn voor het geval de erfafsoheidings-afstanden zijn
gewijzigd en men dus niet in strijd komt met het in voorberei
ding zijnde uitbreidingsplan.
De heer Nooder heeft ook geen bezwaren indien afstanden tot
de erfafscheidingen zijn gewijzigd in 2k M.
De heer Mulder vraagt of dat zandwegje dient als uitweg voor
het achtergelegen perceel.
De Voorzitter geeft hierop een bevestigend antwoord, doch
het servituut is niet verplichtend, aangezien een andere uitweg
aanwezig is. Bovendien kan op eigen erf geen servituut liggen.
Tenslotte wordt na eenige bespreking zonder hoofdelijke
stemming besloten adressant te ontslaan van de verplichting tot
nakoming der voorwaarde van het raadsbesluit van 22 Februari 1933
en toe te staan dat de ruimte tusschen het bestaande blok van 3
woningen en het te bouwen dubbele perceel 6 Meter, instede van 7
M. mag bedragen.
De heeren Mulder en Gasille verzoeken aanteekening dat zij
tegen deze beslissing zijn.
261.B0ÜWP0LIT1E (1e afd. no.20).
Adres van W. van Asch, verzoekende vergunning voor een aan
bouw, met voorstel van B. en W,
Burgemeester en Wethouders deelen mede dat door hen op een
zelfde verzoek aan genoemden persoon is bericht, dat dit niet
voor inwilliging vatbaar is, en hunne beslissing op een eventu
eel verzoek om vergunning tot den hierbedoelden aanbouw, zal
moeten worden aangehouden op grond van het bepaalde in artikel 6,
4e lid der Woningwet. V/aar voorts het nemen van eene beslissing
omtrent dit verzoek tot de competentie van B. en Wbehoort,aan
gezien uit de stukken blijkt, dat eene ontheffing benoodigd is
van het bepaalde in art.14 sub b der Bouwverordening, verzoeken
zij den Raad hun College te machtigen adressant te berichten,
dat