31 Ootober 1934 255. een verder onderzoek ter plaatse. Dit onderzoek had des namid dags plaats, tot bijwoning waarvan ook de heeren Meurs en Mulder werden gevraagd. Zeer toevallig waren ter plaatse ook de aanne mer en de opzichter. Y/aar dus alle betrokkenen bij elkander wa ren, was het toch het meest practische dat die zaak direct on derzocht werd. Hetgeen Spreker toen tegen den heer Mulder heeft gezegd, geschiedde niet op cie juiste plaats, doch Spreker blijft de toen door hem uitgesproken meening "dat een raadslid geen gunsten behoort te vragen aan een aannemer der gemeente", nog toegedaan. Spreker erkent dat hij het toen door hem gezegde daar niet had moeten zeggen. Toen de heer Mulder in de vorige beslo ten vergadering deze zaak naar voren bracht, waren B. en Wge rechtigd een onderzoek te doen instellen op de wijze, zooals dit het College het beste voorkwam, en B. en W. zijn van meening dat dit onderzoek niet op een betere wijze had kunnen geschie den dan thans heeft plaats gehad. Wanneer het door den heer Mul der naar voren gebrachte juist was geweest, dan had men moeten laten afbreken, zoodat een spoedig onderzoek dus wel vereischt was. De wegaanleg is naarbehooren geschied en de opzichter van denProvincialen Waterstaat heeft zoowel mondeling als schrifte lijk verklaard dat de weg goed aangelegd wordt. Spreker herhaalt nog eens dat B. en niet overtuigd zijn dat het onderzoek ver keerd heeft plaats gehad. Een dergelijk onderzoek moet men aan B. en Y7. overlaten; de Baad heeft natuurlijk het recht dat on derzoek af te keuren. Spreker zegt nogmaals dat hij erkent dat hij de door hem genoemde woorden niet heeft gezegd op de juiste plaats. De heer Grootewal merkt op dat het alleen gaat over de wijze van behandeling. Waar de raadsleden verplicht zijn B. en W. te waarschuwen wanneer zij van oordeel zijn dat er iets niet goed gaat, ligt het niet op den weg van den Burgemeester of van B. en W. om dat raadslid in het openbaar af te straffen. De heer Gasille zegt dat de Eurgemeester thans zijn excuus heeft aangeboden, en dat men bij de instelling van een onderzoek er altijd rekening mede zal hebben te houden, dat geen afstraf fing geschiedt in het openbaar. Wethouder van Klooster vraagt zich af waarom deze zaak in 't geheim moest worden behandeld. De zaak is met spoed behandeld omdat Spreker geschrokken was van de mededeelingen van den heer Mulder, en hij zich beangst maakte dat het werk niet juist werd uitgevoerd. Indien de mededeelingen van den heer Mulder bij het onderzoek juist waren gebleken, dan hadden onverwijld maatrege len getroffen kunnen en moeten worden. Toevallig waren nu menscher, bij dat onderzoek, en teen is van de gemaakte opmerkingen niets gebleken. Spreker begrijpt niet dat het B. en \Y. nu kwalijk wordt genomen dat deze zaak zoo spoedig werd afgedaan. De Voorzitter zegt dat hij den heer Mulder ook wel zou kun nen vragen waarom de opmerkingen niet in het openbaar zijn ge maakt, en waarom nu juist in een besloten vergadering. En waarom zijn die opmerkingen, wanneer de heer Mulder bezwaar had die te doen in openbare vergadering, niet rechtstreeks gedaan aan Spre ker persoonlijk of aan den betrokken wethouder? Men schroomt anders veelal niet om een ambtenaar in het openbaar aan te vallen. Zoo is onlangs nog door een der leden de opmerking gemaakt om trent een ambtenaar, die er zou moeten zijn voor het publiek en niet

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1934 | | pagina 510