21 December 19)4 28).
big hun schrijven dd. 14 December 19)4, 1e afdeeling no.j245.
De Voorzitter geeft den heer Mulder als eersten onderteeke-
naar het woord.
De heer van den Berg vraagt eerst nog even het woord, en
zegt dat de meening heerscht dat alle onderteekenaren ook de
stellers der vragen zijn. Zulks is niet juist en Spreker heeft
alleen het verzoek tot het houden der vergadering onderteekend
om den heer Mulder in de gelegenheid te stellen deze zaak in
een raadsvergadering af te werken.
De heer Mulder zegt dat hij deze aangelegenheid aanhangig
heeft gemaakt in de raadsvergadering van 11 October j.1.Spreker
heeft eerst getracht deze zaak geheim te houden, hetgeen hem
echter niet is mogen gelukken. Spreker, die kennis genomen heeft
van de antwoorden van B. en YV., zou deze punt voor punt willen
behandelen. Bij punt 1 erkennen B. en V. dat een afwijking van
het bestek heeft plaats gehad. Bij punt 2 erkennen B. en W. ook
een afwijking, terwijl het door B. en W. bij punt medegedeelde
onjuist is. Op 't moment is men nog met het werk bezig zonder te
plempen. Bij punt 4 en 5 erkennen B. en YV. ook een afwijking van
het bestek, terwijl het medegedeelde bij punt 6 onjuist is. De
platen zijn niet met schoon zand afgedekt geweest, terwijl de af
dekking door de natuur werd vochtig gehouden. Bij punt 7 is ook
weer sprake van een afwijking van het bestek, en Spreker vraagt
welke maatregelen te dezer zake door de Directie zijn toegepast.
Het woord "formeel" in punt 8 begrijpt Spreker niet goed, doch
ook hier staat weer vast dat een afwijking van het bestek heeft
plaats gehad. 95$ Soester arbeiders werd niet tewerk gesteld. Ten
aanzien van het antwoord bij punt 9 zegt Spreker dat, wanneer
B. en W. zoo sterk staan,zij dan beslag hadden moeten leggen op
alle bescheiden van het werk om een en ander te onderzoeken. Naar
aanleiding van het antwoord op punt 10 vraagt Spreker hoe B. en W.
aan die gegevens komen. De eerste twee maanden was in elk geval
geen sprake van schaftlokalen. Spreker zal niet ingaan op het
antwoord op punt 11, daar hij hieromtrent een andere meening heeft
Ten aanzien van het antwoord op punt 12 zegt Spreker dat op de
door B. en YV. genoemde gemeentegronden slechts een klein gedeelte 1
van de uitkomende grintverharding is opgeslagen. Op verschillende
plaatsen is dit materiaal in strijd met het bestek, gebruikt voor
ophoogingen van den weg, terwijl dit materiaal toch eigendom der
gemeente was- Gezien de antwoorden van B» en YV. op deze vragen,
kan Spreker zich indenken het antwoord van B. en W. op punt 1).
Het antwoord op punt 14 begrijpt Spreker niet. Het is Spreker on
begrijpelijk dat B. en W. geen gebruik willen maken van hun ver
plichtingen. Gezien de antwoorden en de houding van B. en YV. kan
Spreker verder geen vertrouwen stellen in het beleid van B. en W.
en in de beantwoording van alle vragen, welke het college gesteld
worden.
De heer Grootewal zegt dat het antwoord van B. en W. hem ook
allerminst heeft bevredigd. Het lijkt wel dat B. en YV. den dienst
Openbare YVerken door dik en dun willen verdedigen wat krom is.
De beantwoording der vragen bevat onwaarheden. Het bestek, dat een
afschrift is van de bestekken van den Provincialen YVaterstaat is
bijzonder goed. Noch B. en Y?.,noch Openbare Y/erkén kunnen begrij
pen dat het bestek zoo goed is. De inschrijvingen waren gebaseerd
op dit bestek, en de aannemer houdt dus rekening met de in het be
stek voorkomende bepalingen. In het bestek staat o.a. dat de
zwarte