-1^5 Maart 195569»
De heer Gasille zegt dat hem dit eerder ook al opgevallen
is
De Voorzitter geeft hieromtrent een uiteenzetting, waaruit
blijkt dat de berekening wel juist is, doch dat de redactie in
den aanbiedingsbrief eenigszins onduidelijk is.
De heer Grootewal wijst op den post onvoorziene uitgaven,
welke nu bij de aangewezen middelen tot dekking van het te
kort ad 97.000,= zal bedragen 19*000,Voorts zegt Spre
ker dat in de laatste vergadering der Financieele oommissie
gebleken is dat er nog een bedrag van 9755*51 over is van
19)4, omdat de opbrengst der Personeele belasting zoo buiten
gewoon is meegevallen. Dit voordeel heeft men dus in 't voor
uitzicht, terwijl tevens de posten "verbetering den Blieklaan"
enz. van 1954 naar 1955 overgeschreven zijn. Het batig saldo
van den dienst 1954 zal dus niet tegenvallen. De belastingen
moet men daarom ook niet verhoogen dan strikt noodzakelijk is.
Spreker zou de opcenten op de Personeele Belasting liever wil
len stellen op 150 of 155, en bijaldien 140 opcenten gehand
haafd worden, zou Spreker de opcenten op de gemeentefonds zoo
mogelijk willen verlagen. belasting
De Voorzitter vestigt er de aandacht op dat op den post
onvoorziene uitgaven eigenlijk een bedrag over is van
10.851,51, daar de rest moet worden gereserveerd voor de
doeleinden in de vierde nota van wijziging omschreven. Voorts
merkt Spreker naar aanleiding van het door den heer Grootewal
gezegde op, dat men geen rekening mag houden met denkbeeldige
inkomsten. Op de begrooting is al buitengewoon bezuinigd, ter
wijl omtrent een eventueel batig saldo van den dienst 1954 nog
niets bekend is. Bovendien zou daarmede in de begrooting 1955
geen rekening kunnen worden gehouden.
De heer Gasille dringt erop aan dat eerst een beslissing
wordt genomen omtrent het voornemen tot invoering van de Rijks
steunregeling. Spreker zegt dat de post "steun aan werkloozen"
nu verhoogd wordt met 10.000,= en dat aan arbeidsloonen voor
werkverschaffing in den loop van het jaar 18.000,= wordt ge
raamd. Deze laatste post betreft dus uitsluitend loonen, zoo
dat Spreker veronderstelt dat er nog wel wat meer bij zal ko
men, als kosten van materialen enz. Een post ad 10.000,
voor onvoorziene uitgaven vindt Spreker niet zoo rooskleurig.
De heer Grootewal zegt dat ,als er geen cent wordt uitge
trokken voor materialen, men toch voordeel heeft van de invoe
ring der steunregeling. Men moet trachten werkverschaffing en
steunverleening te verkrijgen ten koste van het Rijk. Desnoods
laat men de meirohen maar steenen versjouwen van de eene naar
de andere plaats en weer terug. Ze hebben dan in elk geval
werk.
De Voorzitter zegt dat de kosten van materialen uit den
post "onvoorziene uitgaven" bestreden moeten worden.
De heer Mulder merkt op dat wanneer in hoofdzaak werkver
schaffing zal plaats hebben, de post "steunverleening" ver
laagd kan worden, terwijl dan de post "werkverschaffing" ver
hoogd kan worden, of men zou het bedrag ad 90.000,= zonder
splitsing beschikbaar kunnen stellen voor werkverschaffing en
steunverleening.
Be Voorzitter zegt dat er twee volgnummers moeten zijn,
n.1. een voor steunverleening en één voor werkverschaffing.