24 Juli 1925 168. Raad en de uitvoering waren 14 dagen, welke benut konden worden voor verschillende voorbereidingen, doch in dien tijd werden geen teekeningen gemaakt. De Commissie vond bij haar onderzoek niets omtrent de voorbereidingen. Er was niets bekend en niets op papier gesteld, zoodat de opzichter Veen, die een en ander moest regelen, geen leidraad had. Wethouder Lodeesen had toen de leiding, doch in het College van B. en W. was een onaangena me verhouding, voornamelijk tusschon den Burgemeester en Wet houder- Lodeesen. De heer Lcdeesen had hiervoor niet de noodige capaciteiten, en als Wethouder kon hij niet de vereischte lei ding bij dit werk geven; hij moest geheel vertrouwen op de Di rectie van Openbare Werken. De Burgemeester heeft daarna den werkkring van den heer Lodeesen ontnomen en zichzelf met de lei ding belast. Dit heeft niet veel verbetering gegeven. De verde re voorbereiding en uitvoering liet veel te wenschen over en geen vooruitgang kon geconstateerd worden. De Burgemeester heeft daarna de zaak overgegeven aan wethouder van Duren, die voelde dat er opgetreden moest worden. Op een gegeven oogenblik vernam Spreker dat er sprake was van een overschrijding der begrooting en in April 1933 heeft Spreker in den Raad gezegd dat het met de begrooting van het bad niet goed ging en dat het zeer nood zakelijk was om te dezer zake den toenmaligen Directeur van Openbare werken te hooren. Genoemde Directeur is in een beslo ten vergadering van den Raad geweest en heeft gezegd dat het crediet voldoende was. Spreker stelde hierin echter geen ver trouwen, en in de vergadering van de Einancieele Commissie van 20 Mei d.a.v. kwam aan de orde een aanvrage om credietverhoo- ging van ƒ.20.000,=. Spreker heeft toen onmiddellijk als zijn meening te kennen gegeven dat dit bedrag niet voldoende zou zijn. De zaak werd toen aangehouden en in de raadsvergadering van 22 Mei 1933 werd e®n Commissie benoemd van onderzoek. Ieder een zag evenwel, dat het noodig was voorloopig crediet te ver- leenen en daarom werd in genoemde raadsvergadering een blanco crediet verleend opdat het bad zoo spoedig mogelijk afgewerkt kon worden. Dank zij de groote energie en vele moeite van den heer Van Duren kon het bad op 17 Juni 19^3 geopend worden. De heer van Duren heeft voor al zijn bemoeiingen grooten dank van den geheelen Raad verdiend. Toen het bad geopend was, zou het inmiddels ingestelde onderzoek der Commissie voortgezet worden, doch waar de Commissie wachtte op de noodige gegevens van Open bare Werken, kon de Commissie met het feitelijke werk eerst be ginnen op 18 Sept. d.a.v. Alles werd nauwkeurig onder oogen ge zien en verschillende personen werden gehoord. Daarna werd door de Commissie een bepaalde manier van werden gevolgd. De bedoe ling was om te beoordeelen hoeveel de kosten van het bad, zoo als het gesticht was, zouden bedragen, bijaldien het uitgevoerd was bij particuliere aanbesteding, rekening houdende met het belang van den aannemer. Hiervoor werd het oordeel gevraagd van twee deskundigen, die in een rapport bedeelde opgave hebben verstrekt. De uitgaven liepen echter steeds op, n.1. voor recla me, openingskostenmeubilair, enz. Deze kosten ad ƒ.11.575,= echter buiten beschouwing latende, bedroegen de werkelijke kos ten voor de gemeente ƒ.92.206,10, terwijl de deskundigen kwa men tot een bedrag van ƒ.52.155,= en wel bekeken uit een commer cieel oogpunt voor een aannemer. Hier was dus sprake van een overschrijding van ƒ.40.000,=. De Commissie heeft toen onder zocht waar die ƒ.40.000,= zijn gebleven. Aan loon werd het hoogste cijfer uitgekeerd, n.1. ƒ.48.480,39, terwijl de deskun- digen I

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1935 | | pagina 336