26 September 1935 243.
hebben een pracht stuk werk geleverd, ook op politiek terrein
onder aanhalingsteekensDe benoeming van 3 nieuwe leden in de
Gascommissie acht Spreker geenszins een bezwaar, daar de heer
de Bruijn, die thans voorzitter en oud-lid der Commissie is,
wel de kracht en het vermogen zal bezitten om de leden wegwijs
te maken. Spreker meent echter dat het in strijd met het be
lang van Soest zou zijn indien men den heer Hornsveld zou be
noemen tot lid der Commissie Grondbedrijf en Uitbreidingsplan.
In dit verband vestigt Spreker de aandacht op een ingezonden
stuk in "de Soester" van 18 Mei 1935 waarin de aandacht wordt
gevestigd op de mogelijkheid dat de heer Hornsveld als lid der
betrokken commissie invloed zou kunnen uitoefenen op de samen
stelling van een uitbreidingsplan, in verband met de omstandig
heid dat de heer Hornsveld eigenaar van terreinen is. Het is,
volgens Spreker, niet wenechelijk dat in die commissie een lid
wordt benoemd, dat eenigszins belanghebbende zou zijn. Met den
meesten ernst geeft Spreker daarom in overweging om geen leden
in een commissie te benoemen, die eenig persoonlijk belang hebben
bij de zaken, welke in die Commissie aan de orde komen. Spreker
adviseert accoord te gaan met de door B. en gedane aanbeve
lingen.
De heer Hornsveld zegt dat den heer Thijssen toch ook wel
de voorwaarden bekend zijn, waarop men zitting neemt als lid
van den Raad. Men legt de vereischte eeden' af en men moet in
alles eerlijk zijn. haar Sprekers meening is het zeer gewenseht,
dat de leden naar bekwaamheid in de verschillende Commissien
worden gekozen» Men moet geen wantrouwen scheppen, en Spreker
vraagt zich af op welke manier hij zichzelf in een Commissie,
waarin meerdere leden zitting hebben, zou kunnen bevoordeelen.
Hierna wordt tot de artikelsgewijze behandeling overge
gaan van de verordening, regelende de samenstelling en den
werkkring der kinancieele en Belasting Commissie.
De heer Thijssen stelt voor in art.11, 1e lid der verorde
ning de bewoordingen van art.60, 2e lid der Gemeentewet op te
nemen en wel door in plaats van de woorden "het uitbrengen van
advies" te lezen "Burgemeester en Wethouders in het beheer bij
te staan".
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten.
De heer Thijssen stelt vervolgens voor in art.13, 1e lid
tusschen de woorden "verlangen" en "der" te lezen de woorden
"van een of meer leden". Voorts stelt Spreker voor in het 2e
lid van dit artikel het woord "de" te schrappen en daarvoor in
de plaats te lezen de woorden "door een of meer leden der".
Zonder hoofdelijke stemming wordt tot het aanbrengen de
zer wijzigingen besloten.
De heer Gasille acht een termijn van drie maanden, als be
doeld in art.4 wat lang. Spreker kan wel genoegen met dit ar
tikel nemen, indien de Voorzitter zich op het standpunt stelt
dat niet lang moet worden gewacht met de vervulling eener open
gevallen plaats.
De Voorzitter zegt dat als vanzelf sprekend zoo spoedig
mogelijk in een vacature zal worden voorzien.
De heer Gasille acht de redactie van art.6, volgens welke
de daar bedoelde leden een raadgevende stem hebben, niet juist.
Spreker acht het beter dat gelezen wordt dat die leden aan de
besprekingen kunnen deelnemen.
De Voorzitter zegt dat die leden uit den aaid dëf zaak dan
de