25 Januari 1955 2. B. en W. dient terug gezonden te worden. Spreker zegt van meeding te zijn dat het ondenkbaar is om over te gaan tot de heffing van 170 opcenten op de personeele belasting. Waar moet dat geld van daan komen? Be personeele belasting is een hatelijke belasting; men wordt geschat naar huurwaarde, meubilair en dienstboden.De meeste menschen kunnen deze verhooging niet betalen. Men moet rekening houden met de tijdsomstandigheden. en daarom verzet Spreker zich tegen deze voorgestelde opcenten^heffing. Be re geering heeft verschillende besluiten genomen, waarvan de ge meenten de dupe worden. Be Regeering moet de volle verantwoor delijkheid maar dragen, en de gemeente behoort niet in het spoor van het Rijk te loopen» Spreker, die er tegen is om de regeerings maatregelen te aanvaarden, moet voorts een ernstig woord van pro test laten hooren tegen de houding, welke aangenomen wordt tegen de werkloozen. De menschen zullen nu ten onder gaan. De door de af deelingen voorgestelde maatregelen worden niet opgevolgd, en Spreker vindt het van groot belang dat de geheele financieele toestand der gemeente nog eens nader onder oogen wordt gezien. Met de subsidie-verleening is ook weer gemarchandeerd. Alle in stellingen van maatschappelijken aard en van oultureelen arbeid zijn verminderd, hetgeen Spreker tegen de borst heeft gestuit. Spreker stelt voor de oorspronkelijke subsidies voor die instel lingen te handhaven. De brandweervereenigingen hebben ook recht op waardeering door de gemeente, zoodat men ook de subsidies ten behoeve dier vereenigingen niet moet verlagen. De vereenigingen op het gebied van ziekenverzorging en kraamvrouwenvezpleging be- hooren goed gesubsidieerd te worden, en men kan deze zaak niet afschuiven op het particulier initiatief. Ook de subsidies voor de vereenigingen voor vreemdelingenverkeer dienen niet verlaagd te worden, daar het maken van reclame in het belang der gemeente is. Wanneer deze vereenigingen minder subsidie verkrijgen,kunnen ze geen werk meer verrichten. De gemeente is thans bezig het mes in eigen vleesch te zetten. Spreker zegt ten slotte nog dat men ook te Zeist heeft geageerd tegen verhooging van de opcenten op de personeele belasting} zulks moet men ook te Soest doen. De heer Endendijk zegt dat de Rand sinds 1951 heeft gemeend bij de behandeling der begrootingen geen aigemeene beschouwingen te moeten houden» Wat de redenen daarvan zijn geweest, behoeven wij niet te onderzoeken. Het komt ons gewenscht voor, nu de leven avond voor het tegenwoordig college van B» en W# in zijn huidige samenstelling in het nabije verschiet ligt, om van die gewoonte der laatste jaren af te wijken. Dat dit college niet bestendigd zal worden, zelfs al weet men dat in Soest veel kan, zal toch niet door velen worden verwacht en dit krijgt een zeer hooge waarschijnlijkheid, als het gerucht waarheid bevat, dat wethou der Lodeesen zich niet meer beschikbaar zal stellen, niet alleen niet als wethouder, doch zelfs niet als raadslid. Dat over de wording van dit college en de daaruit voortvloeiende gevolgen wat gezegd wordt, is naar Sprekers inzicht wel gewenscht, want de kiezers, die spoedig weer opgeroepen worden, hebben recht iets van die geschiedenis te weten. Nu weet Spreker wel, dat als door hem daarover gesproken wordt, het gevaar niet denkbeeldig is,dat men hem verdenkt dat ex een zoete voldoening bedoeld wordt voor de minder prettige behandeling, zijne partij aangedaan, maar toch trotseert hij dat gevaar in de overtuiging dat elk, die billijk

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1935 | | pagina 4