30 October 1935 267. Adres van G.v.d.Hoef en D.C.Stam, om vergunning tot verka veling van een tweetal perceelen aan den Lange Brinkweg, met voorstel van B. en W. Het ligt in het voornemen van adressanten om voor de desbe treffende perceelen een open ruimte van 7 Meter tot de zijerf- afscheiding in acht te nemen en voorts om deze perceelen te be bouwen met dubbele woningen. Aangezien in de bebouwingsvoorschrif ten, behoorende bij het ontwerp-uitbreidingsplan voor de onder havige perceelen een zijerfafscheiding van 10 meter is gepro jecteerd en de bouw van enkele woningen ter plaatse slechts is toegelaten, komt vorengenoemd verzoek dus feitelijk neer op een verzoek om afwijking van de bebouwingsvoorschriften toe te staan. Aangezien door inwilliging van het verzoek in strijd zou worden gehandeld met het ontwerp-uitbreidingsplan en de daarmede één geheel vormende bebouwingsvoorschriften, terwijl bij het even tueel indienen van bouwplannen voor deze perceelen de desbetref fende bouwvergunning op grond van het bepaalde in de Woningwet zal moeten worden aangehouden, stellen B« en W. voor afwijzend op het verzoek van adressanten te beschikken. JDe heer Zijlstra vindt een open ruimte van 20 M. van huis tot huis veel te groot. Een afstand van 14 M. acht Spreker vol doende. Spreker is mitsdien voor inwilliging van het verzoek. Be bouwnijverheid dient bevorderd te worden. Vi/ethouder de Bruijn zegt dat de in het voorstel van B. en W» genoemde maten in het ontwerp-uitbreidingsplan, dat ter in zage heeft gelegen, zijn opgenomen. Deze maten waren dus bekend, ook voor de koopers van het terrein. Het gaat nu niet aan om andere afstanden goed te keuren, aangezien dan voor deze gron den zeer zeker meerdere liefhebbers waren geweest. Men mag de aanvragers niet willens en wetens bevoordeelen. Zulks zou on billijk zijn. Bovendien zou door inwilliging van het verzoek in strijd worden gehandeld met het ontwerp-uitbreidingsplan. Het voorstel van B. en w. wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 204. ALGEMEENE POLI1E~ VERORDEN ING (1e afd.no.4026/4145 Vaststelling van een besluit tot wijziging der Algemeene Politie-verordening. Volgens dit besluit wordt voorgesteld; 1. een art.21a in te voegen luidende als volgt: "Het is verbo den oud ijzer, glas of dergelijke artikelen te hebben, te ber gen of geborgen te houden op erven of terreinen vanaf den openbaren weg zichtbaar, indien volgens het oordeel van Bur gemeester en Wethouders de aanwezigheid daarvan uit een oog punt van landelijk schoon niet gewenscht is". 2. een nieuw lid toe tevoegen aan art.49, luidende als volgt; "Onder hinderlijk optreden als genoemd in het vorige lid sub f. wordt mede begrepen het heen en weer loopen, het hardop spreken en het luidruchtig lachen, gedurende het spelen van eenig muzieknummer tijdens de uitvoering van een concert in de open lucht". De Voorzitter wijst er op dat de redactie van art.21a na de vergadering der Commissie Strafverordeningen in overeenstem ming is gebracht met de redactie, welke aangegeven werd door de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten. Het was aanvankelijk de bedoeling der Commissie dat de hier bedoelde bergplaatsen in de bebouwde kom zouden worden verboden, en dat ze buiten de bebouwde kom toegelaten zouden worden met toestemming van B. en W.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1935 | | pagina 534