11 November 1935 277.
beslissing heeft genomen en Gedeputeerde Staten in het gelijk
heeft gesteld, doch Spreker voelt er niets voor om hier als'
ja-knikker te zitten, daar hij het absoluut niet eens is met
de gevallen beslissing. Elk particulier bedrijf heeft een re
serve om in slechte tijden daaruit te jcunneil putten, en er zal
geen enkel bedrijf zijn dat in slechte tijden meer aan de re
serve zal toevoegen, ock bij de gemeente moet men dit aldus be
kijken. Men moet nu geen financieele offers vragen door middel
van belastingvorhooging voor aanvulling der reserve. Het aan
vullen der reserve op deze wijze zou iets ongezonds beteekenen,
en naar Sprekers inzicht strijdig met de gevoelens van den
Raad. V*/il men van hoogerhand die meerdere belasting opleggen,
dan zal daar niets aan te doen zijn, maar Spreker wil hiertoe
geen medewerking verleenen.
De heer van Klooster zegt wel aan de zijde van Wethouder
Gasille te staan als men er kan uitspringen, doch Spreker vreest
hernieuwde weigering van hoogerhand.
Wethouder Gasille meent dat de Kroon dan gedwongen wordt
deze zaak nader te bezien.
De Voorzitter wijst er op dat na rijp overleg in hoogste
instantie een beslissing genomen is, en dat op die beslissing
zeker niet teruggekomen zal worden. Spreker wenscht te verne
men of de Raad zich kan neerleggen bij de koninklijke beslis
sing
De heer Nooder is van oordeel dat de beslissing van de
Kroon niet onafhankelijk is van de kwestie grondbedrijf. Mocht
worden besloten de helft van het batig slot naar de reserve
over te brengen, dan is het van groot belang dat men aandacht
schenkt aan de kwestie grondbedrijf, daar deze vastzit aan de
Koninklijke beslissing.
De Voorzitter merkt nog op dat men die ƒ.4.000,= van het
grondbedrijf toch verdiend heeft.
De heer Endendijk acht splitsing van het voorstel van B»
en W. zeer goed mogelijk. Allereerst kan gestemd worden over
het al dan niet aanvaarden der Koninklijke beslissing, volgens
welke de helft van het batig slot 1933 aan de reserve moet
worden toegevoegd van 1935- De wijze van dekking van het te
kort kan dan nader overwogen worden.
Hierna wordt met 10 tegen 5 stemmen besloten tot aanvaar
ding der Koninklijke beslissing. De heeren btroband, Thijssen,
van Breukelen, Gasille en van de Ven stemden tegen.
De heer Thijssen zegt dat men niet weet wat men doet.
De heer Nooder protesteert tegen deze uitdrukking.
Vervolgens wordt in stemming gebracht het voorstel van
B. en W. om de noodige dekking te vinden door verhooging van
het aantal opcenten op de hoofdsom der Gemeentefondsbelasting
met 20 tot 75»
Dit voorstel wordt verworpen met 14 tegen 1 stem. De heer
de Bruijn stemde vóór het voorstel.
Tenslotte stelt de Voorzitter voor de noodige dekking te
vinden door beschikking over een gedeelte van de reserve.
Dit voorstel, in stemming gebracht, wordt verworpen met
10 tegen 5 stemmen. Vóór het voorstel stemden de heeren van den
Berg, Hornsveld, van Klooster, de Bruijn en Hilhorst.
Hierna brengt de Voorzitter in behandeling het voorstel
sub b. Spreker wijst er op dat het hier gaat om de dekking van
een bedrag van ƒ.8.713,}6, welk bedrag vroeger uit de buiten-
gewone