-28 Januari 1955 - 44.
20.000,= toestaan inplaats van 40.000,=, daar door de betere
controle thans veel wordt bezuinigd.
De Voorzitter zegt dat Maatschappelijk Hulpbetoon een sub
sidie behoeft van 91.050,=, zoodat Spreker aanneming van het
voorstel van den heer Grootewal ontraadt.
De heer Grootewal is van meening dat wanneer men tekort
komt, toch altijd nog een bepaald bedrag van de reserve kan wor
den aangesproken.
De Voorzitter zegt dat Ged.Staten dit niet goed kunnen
vinden. Overschotten van vorige jaren moeten naar de reserve
overgaan, en daaruit mag alleen geput worden in uiterste geval
len, en als de belastingen tot het maximum zijn opgevoerd.
De heer Mulder zegt gelezen te hebben dat door den Haag-
schen Raad wel degelijk een deel van de reserve gebruikt wordt
Ook Minister Colijn heeft dezer dagen in zijne redevoering te
Amsterdam nog gezegd dat de gemeenten zich moeten aanpassen aan
de omstandigheden, zoodat er dan tooh wel geen bezwaren zullen
zijn om gebruik te maken van de reserve.
De heer Nooder wijst erop dat de laatste jaren uit de begroo
tingen nog altijd is gebleken dat er een buitengewoon overschot
was. Het komt Spreker voor dat de begrootingen niet opgeschroefd
mogen worden. Er moet geen overschot zijn. Spreker wil voorloo-
pig 10.000,= of 20.000,= op Maatschappelijk Hulpbetoon be
zuinigen. Spreker ziet er geen bezwaar in dat tenslotte een ge
deelte van de reserve wordt aangesproken indien Maatschappelijk
Hulpbetoon in den loop van het jaar meerdere subsidie behoeft.
Men moet er voor zorgen dat de personeele belasting niet te veel
omhoog gaat.
De Voorzitter zegt dat de behoeftigen dan slecht verzorgd
zullen zijn. Spreker zegt dat Maatschappelijk Hulpbetoon niet
met een geringer bedrag kan toekomen, temeer waar het 4e bedoe
ling is verhoogde uitkeeringen te doen.
De heer Nooder Qcht het door hem aan de hand gedaan middel
wel gerechtvaardigd
De Voorzitter betoogt nogmaals dat de reserve niet aangespro
ken mag worden.
De heer Gasille wijst erop dat Maatschappelijk Hulpbetoon
volgens de toelichting in den aanbiedingsbrief over 1954 aan sub
sidie genoten heeft een bedrag van 68.700,*. Spreker stelt
voor het bedrag ad 40.000,= hetwelk B. en W. als verhoogde
subsidie voor 1955 voorstellen, te verminderen met 15.000,= en
het resteerende bedrag ad 25.000,= toe te voegen aan het oor
spronkelijk bedrag ad 51.050,=, zoodat men dan tot een totaal
subsidie-bedrag voor 1955 komt van 76.050,*.
De heer Endendijk vestigt er de aandacht op dat B. en W.
reeds in hun antwoord op de afdeellngsverslagen mededeelen dat
blijkbaar aan de voorstellen tot verlaging der subsidie een an
dere beweegreden ten grondslag ligt, n.1. beschikking over de
reserve indien dit noodig blijkt te zijn. Uit de besprekingen
is thans gebleken dat men inderdaad zoonoodig over de reserve
wil beschikken. Waar Gedeputeerde Staten geen toestemming zullen
verleenen om de reserve aan te spreken, zal de Raad daartoe ook
geen medewerking moeten verleenen.
De heer Nooder wil het er maar op aan laten komen. De ge*.
meente Zeist beschikt tooh ook over haar reserve.