4 Juni 1936 75.
van het personeel. In die vergadering zijn verschillende zienswijzen naar vo
ren gebracht, is men tot een goed geheel gekomen. Toen is "besloten geen wijzi
ging te "brengen in de salarisregeling, doch alleen een tijdelijke korting toe
te passen van 5 Nu B.en W, wederom een voorstel hebben gedaan met betrek
king tot de salarisregeling, hebben de Ned.Chr.Bond van Ambtenaren in Publie-
ken dienst, en de Ned.R.K.Bond van Overheidspersoneel "Sint Paulus" hieraan
bijzondere aandacht geschonken blijkens de door deze bonden gezonden adressen.
Spreker, die niet met het voorstel van B.en W» inzake verlaging- der normen met
f.100,en wijziging van den kindertoeslag kan meegaan, betreurt het, dat de
tijdelijke korting overeenkomstig den wensch van den Minister omgezet zal moe
ten worden in een definitieve korting. Men zal echter genoodzaakt zijn aan het
verzoek van den Minister gevolg te geven, doch Spreker wil verder blijven bij
het raadsbesluit van 17 Dec.1935. Dus alleen moet de tijdelijke korting van
5 omgezet worden in een definitieve korting.
De heer Endendijk ondersteunt de gedachte van den heer Thijssen.
De Voorzitter wijst er op, dat de Minister meer wenschen heeft. Voor enkel
ambtenaren, die geen kinderen hebben, heeft het voorstel van B.en W. eenig be
zwaar, doch voor de meeste ambtenaren niet, De thans geldende salarisregeling
is gebaseerd op een gezinssterkte van man, vrouw en twee kinderen, terwijl de
kindertoeslag begint vanaf het derde kind. B.en W, achten deze regeling onjuist
Zij willen de normen met f,100,— verlagen, en dan de kindertoeslag ad f.50,—
per kind doen aanvangen bij het eerste kind. Een ambtenaar met twee kinderen
gaat dus bij de nieuwe regeling niet vooruit, noch achteruit in salaris. Alleen
de ambtenaren zonder kinderen gaan f.100,achteruit in salaris, en die met
<fén kind, gaan f.50,achteruit in salaris. De kwestie gaat dus hierom: moet
het salaris gebaseerd zijn op een gezin met 2 kinderen, of op het ambt, dat
waargenomen wordt. De bonden willen nu rekening houden met het gezin, doch B.
en V,, die dit onjuist oordeelen, meenen dat het ambt gewaardeerd moet worden
en dat daarvoor het salaris geregeld moet worden. Men moet geen salarisnormen
vaststellen, welke berekend zijn naar een gezin met 2 kinderen. Bij toekenning
van kindertoeslag, moet deze ingaan vanaf het eerste kind. Spreker, die er nog
op wijst, dat in het particuliere bedrijf geen kindertoeslag wordt verleend,
zegt nogmaals dat een ambtenaar met 2 kinderen bij aanvaarding van het voor
stel van B.en W. hetzelfde salaris blijft genieten. Het gaat dus hier om, of
een bedrag van f.100,voor 2 kindsren al dan niet verdisconteerd moet worden
in de salarisnormen,
Methouder Gasille doet een ernstig beroep op den Raad om mee te gaan met
het voorstel van B.en V, Spreker zegt dat de ambtenaren in een zeer gunstige
positie verkeeren tegenover de burgerij. Hetgeen door de vorige Sprekers voor
gesteld wordt, noemt Spreker een nog verdere bevoorrechting van enkele perso
nen, die geen kinderen hebben. Aan dergelijke ambtenaren wordt toch in feite
f,100,toegekend voor twee kinderen, die zij niet hebben, Spreker blijft dit
onjuist vinden, evenals de toepassing van den ongehuwden-aftrek. Vervolgens
deelt Spreker mede, dat in 1936 aan salarissen zal worden uitbetaald
f.148.966,hetgeen een kolossaal kapitaal is. De ambtenaren hebben bovendien
het voordeel dat zij een goed pensioen bekomen, hetgeen men in de burgermaat
schappij niet heeft. De bonden vragen thans een bevoorrechting voor enkele per
sonen, hetgeen naar Sprekers inzicht niet redelijk is. Bovendien zou men bij
aanneming van het verzoek der bonden een opschroeving van pensioenen verkrij
gen en de overheid heeft daarvan ook weer financieel nadeel. Al deze dingen
moeten niet uit het oog worden verloren. De door B.en W. voorgestelde kleine
verlaging moet men niet tegenwerken. Spreker moet met klem aandringen op elke
bezuiniging, welke toegepast moet worden tegenover de belastingbetalende burge
rij. Nogmaals zegt Spreker, dat men niet enkele personen moet bevoordeelen en
dat er geen opschroeving van pensioenen mag plaats hebben. De thans wederom