4 Juni 1956 85.
worden verloren, dat er een klacht bij B.en W. is ingediend omtrent de ten on
rechte geplaatste serre, welke klacht in behandeling moest worden genomen.
De heer Stroband merkt op dat die klacht is ingetrokken.
Wethouder de Bruijn zegt dat de buurman van IvIevr.Mateman, die zijn klacht
heeft ingetrokken, toch niet voor medewerking is te vinden. Men moet voet bij
stuk houden. Spreker is ook voor een soepele toepassing der verordening, maar
hier kan niet anders gehandeld worden.
De heer Nooder vraagt of de gezamenlijke afstand tusschen de beide per
ceel en het vereischte aantal meters bedraagt,
De heer Stroband antwoordt hierop bevestigend.
De heer Hornsveld zegt dat de bouwverordening toegepast moet worden. Wan
neer B.en W. het bouwwerk zouden toestaan, dan zouden zij hun positie tegen
over andere gevallen verzwakken.
De Voorzitter zegt nogmaals dat de uitvoering dezer zaak bij B.en W. is,
die natuurlijk kennis kunnen nemen van het advies van den heer Stroband.
De heer van Breukelen sluit zich aan bij het gezegde van den heer Stro
band, doch Spreker zou een oplossing wenschen voor alle drie gevallen. In dit
verband wijst Spreker in 't bijzonder nog op het verzoek van Mevr.Anderson.
Laatstgenoemde vraagt geen toestemming om de werkplaats te mogen laten staan,
doch uitstel van slooping. Spreker heeft deze zaak besproken met Wethouder Ga-
sille op 11 Mei j.1. De Wethouder heeft toen aan Spreker medegedeeld, dat de
zaak in orde was en dat Mevr.Anderson 6 maanden uitstel van slooping zou ver
krijgen.
Wethouder Gasille merkt op dat hij gezegd heeft dat hij geen bezwaren had
tegen uitstel, doch dat B.en W, nog een rapport van den Directeur van Gemeen
tewerken wenschten.
De heer van Breukelen zegt dat Wethouder Gasille pertinent verklaard heeft
dat B.en W, uitstel van slooping wilden verleenen.
Wethouder Gasille zegt dat de zaak anders is. De bedoeling van B.en W,
was om tot afbraak over te gaan. Doordat de betrokkenen zich echter met een
adres tot den Raad hadden gewend, en die adressen in handen waren gesteld van
B.en W. om prae-advies, kon feitelijk niet tot afbraak worden overgegaan, al
vorens de Raad kennis genomen had van de prae-adviezen van B.en W. Uitstel van
slooping werd dus verleend, omdat de zaak nog in onderzoek was en de adressen
nog door den Raad moesten worden behandeld.
De Voorzitter zegt dat de Raad niet anders kan doen dan de adressen voor
kennisgeving aannemen.
De heer Stroband merkt op dat Wethouder de Bruijn heeft gezegd dat 12 ge
vallen langs minnelijken weg in orde zijn gebracht en dat er nog 3 gevallen
over zijn. Deze 3 gevallen zijn ontstaan in een overgangstijd, welke thans
voorbij is, daar de betrokken dienst nu waakzaam is. Spreker hoopt dat B,en W,
zich niet belachelijk zullen maken door in te grijpen, zooals zij voornemens
zijn, en dat zij naar aanleiding van de door den Raad gemaakte opmerkingen op
hun besluit zullen terugkomen.
De heer Endendijk constateert dat het recht aan B.en W. is, doch Spreker
dringt er op aan, dat B.en W. gebruik zullen maken van de discussies van den
Raad om tot een vredelievende oplossing te komen.
Zonder hoofdelijke stemming worden hierna de drie adressen voor kennisge
ving aangenomen.
104. WONINGWET. (Ie afd. no.20).
Beroepschrift van D.J,Visser tegen een aan hem geweigerde ontheffing van
een bepaling der bouwverordening, alsmede tegen een geweigerde bouwergunning
met voorstel van B.en W,
B.en W. deelen mede, dat zij bij hun schrijven van 31 Maart j.1. no.20 af
wijzend hebben beschikt op het door D.J.Visser gedaan verzoek om ontheffing
TZP^Joo^iJter constateert dat 12raadsleden blijkbaar symoathiek staan
tegenover het voorstel van den heer stroband.
Toevoeging goedgekeurd.
De Spcretari a. De Voorzitter,